Het blijft een eeuwig zoeken naar de juiste typeringen. Herinnering en verlangen, melancholie en tederheid, bewustzijn en droom, woorden genoeg die steeds iets van het werk van Anneke van Brussel lijken te vertellen, maar of het toereikend is?
Je hebt kunstenaars die de wereld een spiegel willen voorhouden. Je hebt er ook die zich bevinden in een eigen wereld, die ooit zijn impulsen van buiten ontving, maar een gesloten geheel is gaan vormen. Zo nu en dan lijkt er een luikje open te gaan, en komen er nieuwe indrukken bij, die zich moeten leren verstaan met al het vertrouwde in die beslotenheid. Enige hang tot naar buiten brengen is er niet, maar merkwaardig genoeg wil de buitenwereld juist van díe kunstenaars alles weten. Zij, de buitenwereld, hunkert naar de poëzie van het subtiele eigene. Zou dat komen omdat eenieder wel ergens flarden van herinnering en hunkering met zich draagt en die het liefst zou willen cultiveren, herbeleven en uitdragen, maar hoe… Het vermogen ontbreekt. Dat belemmert niet de herkenning van die enkeling, die schijnbaar ongenaakbaar, als per abuis, demonstreert dat het niet verplicht is zo te doen zoals we denken dat het hoort… Voor de toeschouwer kan een enkele veer herinneringen aan vroeger ontsluiten, herinneringen die zich vermengen met verdrongen wensen. De veer doet beseffen hoe weinig er maar voor nodig is om de geest een weg te wijzen, die niettemin anders nauwelijks wordt opgemerkt. Dat "zich bewust zijn" komt door het dwingend penseel van Anneke van Brussel, die steeds het onopvallendste wat je kunt bedenken door haar aandacht tot een monumentje herschept, waarmee, wat wonder, zij ons tot haar eigen verbazing helpt ons pantser te doorbreken. Koen Nieuwendijk. (gepubliceerd in Kunst- en Antiekrevue, november 2002) |