De titel van deze tentoonstelling “Nieuwe Gezichten” is een beetje misleidend. Een van de boeiende aspecten is juist dat deze schilders al tientallen jaren bezig zijn, met schilderen, maar ook met leven. Het lijkt zo overbodig het te zeggen, maar zonder de diepgang van doorstane emoties en verworven inzichten blijft virtuositeit een lege huls. Het is fascinerend te zien hoe verschillend de wegen zijn de zij elk hebben bewandeld, maar misschien nog wel fascinerender wat er allemaal nog komen gaat.
Alexandra van Thiel, geboren in 1957, heeft op de Academie voor Beeldende Vorming te Arnhem - meer dan 25 jaar geleden - gestreden met het systeem, verdiende jarenlang haar brood met ontwerpen en illustreren en kwam pas in 2000 toe aan wat zij altijd al wilde: realistisch schilderen. Niet lang geleden verhief zij haar stem tijdens een symposium in Groningen naar aanleiding van wat haar in haar academietijd was overkomen. Nog nauwelijks bekomen van de commotie die dat veroorzaakte luchtte zij haar hart in een pamflet, dat na de tentoontoonstelling hier wordt gepubliceerd, want de expositie is nu belangrijker. Gerard Schriemer (1954), ook begonnen in Arnhem, zette zijn opleiding voort op Academie Minerva in Groningen, en hield zich behalve als schilder tot het eind van de jaren negentig in leven als illustrator. Dank zij de digitalisering, die het ambachtelijke handwerk grotendeels overbodig maakte, liet hij het illustreren achter zich om voortaan alleen nog maar gehoor te geven aan zijn eigenlijke roeping: schilderen. Wijnand Warendorf, geboren, opgegroeid en opgeleid in Den Haag en met zijn geboortejaar 1959 de jongste, hoewel het verschil met de anderen maar een paar jaar bedraagt, heeft lang gesleuteld aan zijn techniek, om er niet zo heel lang geleden achter te komen dat er nog een onbenoembare dimensie bestaat die technische hoogstandjes tot een persoonlijk document kunnen maken. Het klinkt wat abrupt, maar inderdaad, van zoiets kun je schrikken. Maar boeiend om van nabij mee te maken. Net als zijn collega’s schildert en tekent Rudolf Hellebaut (Gent, 1954) al van kinds af aan. Of het een omslag was valt niet zo makkelijk te achterhalen, maar sinds een paar jaar schildert Hellebaut met nieuw élan, waarbij mildheid en maatschappijkritiek zich voor de komende eeuwigheid gewillig in kleine olieverfpaneeltjes laten vangen. Het is niet zo dat ik tot elke prijs wil verklaren hoe de hier genoemde schilders tot dit niveau gekomen zijn, om eerlijk te zijn heb ik geput uit waarneming en zijdelingse opmerkingen, dus het kan allemaal toch net weer anders zijn, maar aan de essentie van het verhaal verandert dat weinig. Het vermogen om de techniek sensitiviteit mee te geven, om gevoelens en gemoedstoestanden te materialiseren, eist zowel een gestaag opgebouwd technisch areaal als een ruime levenservaring en bovenal die onontbeerlijke sensitiviteit, die ook voor de toeschouwer overigens een onmisbaar attribuut is, zonder welke veel essentieels aan hem of haar voorbij zou gaan. |