BACK tot the exhibition
Met Dank aan het Verlangen


Openingstoespraak op 5 september 2010 door Koen Nieuwendijk

Welkom allen,



Hebt u in de catalogus mijn tekstuele poging hebben gelezen, waarin ik zo vermetel ben de maatschappelijke relevantie van de hier geëxposeerde schilderijen aan te tonen? Hoeft niet, geeft niet, ik doe er bij deze nog een schepje bovenop. Gaat u maar na, tomaten zijn om te gooien, niet nieuw, maar sinds de actie tomaat – was het in de jaren zeventig van de vorige eeuw? – zijn die definitief relevant voor ons geestelijk welzijn. Bovendien zijn zij onderwerp van genetische manipulatie, iets wat de mens ook te wachten staat. Wie ben ik om te beweren dat deze prerogatieven niet van toepassing zijn op vrouwen? Het gooien is wat lastig, maar manipuleren, dat moet lukken. Koeien hoeft u slechts vrij te laten. Als zij allen loslopen, zal heel Nederland op slag ontregeld zijn.

Nu even serieus. Kunt u mij vertellen hoe de werkelijkheid in elkaar steekt? Maar dat is een fabel. Sterker nog, alles wat ons van de werkelijkheid wordt meegedeeld is op slag een fabel. Het is onze eigen perceptie die dat doet. Een berg heeft geen mening. Die hebben u en ik.

Alle woorden wijken af van de werkelijkheid. Woorden leggen hoogstens onze onmacht bloot, maar van onmacht hoeft men niet te spreken als het besef van universele subjectiviteit het hardnekkige zoeken schraagt.
En passie natuurlijk, passie en verlangen als woordloos substituut voor de zucht naar klaarheid. Dat verklaart de ingebrande hoop dat kunst de mensheid kan verheffen. En ja, dat kan, maar zonder woorden, want dat zijn fabels, niets dan fabels.

U vraagt mij of schilderijen, hoewel naar wij hopen, dus uit passie en verlangen ontsproten en voorts de redelijkheid ontsnapt, het alternatief voor tekortschietende woorden zijn en ons alsnog de werkelijkheid openbaren?
Ja, maar het is de vraag of één enkel individu dat ooit gewaar zal worden, omdat het formuleren van de grootste gemene deler, hoewel afhankelijk van elk nietig subject, zich gaat gedragen als een fabel zo gauw een deeltje zich de pretentie van een hogere macht aanmeet.

Kunst is een fabel zo gauw men poogt te claimen en te verklaren. Kunst bestaat wel degelijk bij de gratie van het besef van eigen nietigheid. Een stilleven, een koe in een weiland, een hoofd met twee felle ogen, dat alles kan de drager van uw diepste betrokkenheid zijn, maar niet als u dat probeert uit te leggen. Dat namelijk, klinkt altijd als een fabeltje.

Op één punt evenwel kunnen u en ik ons niet aan de werkelijkheid onttrekken, en die is dat ik hier sta om de tentoonstelling te openen, en dat doe ik bij deze.




BACK