Vormentaal II |
Beste aanwezigen, lieve Adriana, Welkom op deze opening. Ik had laatst een droom. In die droom vertelde een Egyptische steenhouwer, het speelde vóór Christus, dat hij een droom had gehad, die hij niet begreep. Hij bevond zich in een vreemd helverlicht vertrek, waar vele vensters waren die geen vensters waren. Doorkijkjes kon je het niet noemen, maar de dingen die er stonden noodden als het ware tot aanraken. Dat was allemaal nog tot daaraan toe, maar het waren zíjn vazen en potten die daar niet eens echt stonden, want toen hij er een wilde pakken, was er alleen een plank met een schildering. Maar ook dat was niet de clou, want hij had het gevoel dat het zijn levensdoel was om voorwerpen te bedenken en te maken waarmee dergelijke suggesties konden worden opgewekt. Nu had hij best zijn trots, dus als ze iets in zijn vazen stopten, dan gaf hem dat een goed gevoel. Wat hij deed had zin. Maar in zijn droom had hij dat gevoel bij die beschilderde plank ook, en daar snapte hij nou echt helemaal niets van. Het leidde hem af van zijn werk, hij hakte verkeerd, boorde te diep. Ik knikte wijs, en wilde spreken, maar dat lukte niet. Ik bleef proberen, tot een gevoel van gelatenheid me beving. Het was hopeloos, ik kon hem niet bereiken, zelfs mijn gelaatsspieren stonden mij niet toe met mimiek enig reliëf aan te brengen in mijn kennelijke onmacht. Dat heb je met dromen. Maar vóór de droom vervaagde vroeg ik mij af of het mogelijk was dat er ergens ooit een geest had bedacht wat je zou moeten maken om ervoor te zorgen dat de mensen later vonden dat dat de geest van de tijd uitstraalde, zodat het daarna voor eeuwig als markant voorwerp in kunstwerken terug zou komen. En toen werd ik wakker, en besefte dat ik werd geacht deze tentoonstelling te openen. Ik had me al neergelegd bij de onmogelijkheid ook maar een splinterje duidelijkheid over het ondoorgrondelijke van stillevens aan te reiken. Maar als ik deze droom mag meetellen als decoratie van een onverwachte gedachtenlijn, dan valt dat misschien toch mee. Want er is een aanknopingspunt. We waren er niet bij toen de Egyptische balsemvazen uit basalt werden gemaakt, we waren niet getuige van de reeks van gebeurtenissen die de vazen mochten aanschouwen en moesten ondergaan. Totdat ze uiteindelijk door Adriana werden heroverd. We mogen zodoende wel getuige zijn van het begin van een tweede eeuwig leven dat een vorm kan leiden, hier, op deze schilderijen. Deze schilderijen zullen op hun beurt uitzwermen over de wereld, zich verbazen over wat zij te zien krijgen, mee zullen maken, dus wat is er toepasselijker om bij wijze van opening van deze tentoonstelling deze nieuwe schilderijen vol oude vormen behouden vaart te wensen? |