Geachte Aanwezigen |
Als ik iets wil uitleggen waar ik geen woorden voor kan vinden, grijp ik graag naar een metafoor. Als ik dus aandacht wil besteden aan de 25 jaar gedurende welke Johan Abeling in deze galerie zijn werk toont, wat ligt er dan meer voor de hand dan de boom als metafoor aan te roepen voor wat hij al die jaren heeft gedaan. Dat de boom stilstaat is van ondergeschikt belang, net zoals tijd en ruimte voor ons althans betrekkelijk zijn. De boom bovendien dijt uit. Kroon en wortelstelsel steken menig gebouw de loef af. Het oeuvre van Abeling dijt ook uit, en ook al verspreidt het zich over de hele wereld, in zijn hoofd en, als we het een beetje bijhouden ook in het onze, is dat oeuvre een samenhangend geheel. De boom is als het ware de walvis van het plantenleven. Van veraf een robuuste vorm, van dichtbij, in de loop der jaren toenemend, gekerfd en vol littekens. De boom en de walvis staan weer voor het menselijk bewustzijn, dat deuken oploopt in in het proces dat ouder worden heet, maar als het meezit juist daardoor uitgroeit tot een evenwichtig geheel. Ik vraag mij af, zouden bomen indrukken verzamelen terwijl hun takken zich verstrengelen met onze hersenspinsels? Zouden hun wortels het ritme opvangen van onze dravende voeten, van ons woedend gestamp? Zouden zij jaarlijks moedwillig de verzamelde informatie weer genereus over onze hoofden uitstorten, in de vorm van vallende herfstblaadjes? Geen wonder dan dat velen niet van de herfst houden, wie wil dat voorbije gezeur nog een keer voor zijn kiezen hebben? Maar nu dwaal ik af. Over metaforen gesproken, volgens mij is het omgekeerd, het is Johan Abeling die de metafoor is voor de boom. Zijn talent, geschraagd door geduld, volharding en techniek, wordt zichtbaar in miljoenen kleine penseelstreken. Maakt u zich eventueel druk over het aantal blaadjes aan een boom, en uiteindelijk het totaal van het Drentse oerbos? Dan ga ik u uit de losse pols voorrekenen hoe het zit met wat Abeling doet. Zo'n penseeltje gaat snel. Als ik zo oneerbiedig mag zijn mij te wagen aan een schatting, zou ik zeggen drie per seconde, dat is 180 per minuut, dat is ruim tienduizend per uur, dat kan dus wel oplopen tot honderdduizend penseelstreken per dag. We rekenen door, dat is 35 miljoen per jaar, zodat Johan vanwege dit 25-jarig jubileum kan terugzien op een verleden van bijna één miljard penseelstreken. We maken er geen wedstrijdje van, we gunnen de bomen hun ontelbare blaadjes, maar het bewijs is geleverd, Johan Abeling is goed gezelschap. Wilt u mij vergeven dat ik het onzegbare onbesproken laat? Zoals zich niet laat uitleggen wat de ruimte van een landschap ons doet, laat ik het geheim van Abeling wat het is, meetbaar noch tastbaar, maar zichtbaar en voelbaar. En spreek ik wel de hoop uit dat Johan nog vele jaren aan die reeds voorbije mag toevoegen. |