U kent ongetwijfeld allemaal wel de kleine kwellingen van de grote stad, de
ergernissen die je in verstandiger tijden niet tot je bestaan toelaat, maar
die zich zo hardnekking voordoen dat je je toch laat meeslepen, in gedachten
ingezonden brieven schrijft -het idee alleen al- deelneemt aan panels, of,
wat maakt het uit, een partij aanvoert, maar het helpt niets, het is zinloos
je ermee bezig te houden, en je houdt het toch niet buiten: de hondepoep, de
telefonische enquetes, de jolige beleggingsadviezen, de mailingen met
hoofdprijzen. Vooral die laatste worden je in koeienletters toegeroepen. Het
is slechts een kwestie van tijd dat het couvert dat letterlijk doet, met je
gaat argumenteren middels een ingebouwde spraakchip. Bestaat er nou echt
geen grens aan opdringerigheid? Tot nog toe kon ik dergelijke briefomslagen,
bedrukt met mijn naam en mij warm gegunde megaprijzen, met een geroutineerde
handbeweging in tweeën scheuren, en daarmee was dan de rekening vereffend.
Vanavond, bij thuiskomst, bleef mijn oog haken achter een goudkleurige
plastic envelop, van het formaat van een kleine pedaalemmerzak, waarop ik
als miljonair werd geafficheerd. In mijn hoedanigheid van galeriehouder
knutsel ik heel wat af en heb ik een aardige kijk op de eigenschappen van
uiteenlopende materialen gekregen, en ik zag dat die nonchalante
scheurbeweging niet tot het beoogde resultaat zou leiden. Natuurlijk, ik
liet deze gedachten niet tot het niveau van mijn bewustzijn doordringen, en
zoals ik bij menig laat warm maal mijn bord en schaal met gevoel voor
literair cachet pleeg te plaatsen op de als placemat gebruikte vpro-gids of
de wat grijziger en minder geillustreerde voorpagina van het economische
katern van het NRC-Handelsblad -de zwarte foto's op de voorkant van het
Parool slurpen warmte, wist u dat- zo onderkende ik nu de warmte-isolerende
eigenschappen van het heldere metaalfolie van het hoofdprijsomhulsel, dus
daar zette ik met graagte de schaal met aardappelen en met kaas bestrooide
broccoli op neer. Helaas onbreekt het mij aan technieken om mijn
vooronderstellingen te toetsen, zodat ik niet zeker weet of de warmte
inderdaad langer werd vastgehouden dan met krantenpapier, maar dat vroeg ik
me pas later af. Het triomferende moment kwam toen ik kleine restjes en
sliertjes in een al vrijwel volle afvalbak wilde stuwen. Ik was niet in de
stemming voor zijdelings wegglijdende substanties, en greep met ontluikend
bewustzijn naar de schaar, knipte de gouden vuilniszak aan één zijde open,
en propte daar met bevrijd gemoed in wat ik niet meer nodig had, bij de
ongelezen brief die mij als miljonair uitriep. Ik heb die gouden zak nog
zeker vijftien minuten op het aanrecht laten liggen.
|