Zonder kwaad te willen spreken van de vrije kunsten, zou ik toch design als de kunst van de goede bedoelingen willen karakteriseren. Ik mag toch aannemen dat de ontwerper van een vork in staat is zich voor te stellen wat een gebruiker denkt ermee te kunnen doen, dus meestal lukt dat inderdaad. In die geest kan ik aannemelijk maken dat de ontwerpers van de loketbalies in het Centraal Station zelfs meer dan één goede bedoeling per detail op het oog hadden. Probeert u maar eens uw elleboog te bezeren aan die ruime rondingen terwijl u wacht op uw vertragingsgarantie. U hangt er heerlijk, geeft u het toch toe, en zonder fooi. U krijgt altijd exact uw wisselgeld terug. Dat wil zeggen, het ligt er wel, maar het laat zich moeilijk pakken op de gladde ondergrond. Dat eenvoudige schuiven van het randje in het handje is er niet bij, want u kunt er niet onder komen omdat de ronding aansluit op een gesloten front. Maar u hebt haast, u hoopt nog net de trein te halen -u stond immers bij de kortste rij, die het langste duurde- u herinnert u uw sjoelbakscore en indachtig het glijbaanprincipe schuift u de kudde kleingeld ruim driester dan normaal naar uw open hand, waarin met enig geluk toch nog het merendeel van uw munten belandt. En dat is nou het geniale. De kleinste muntjes, indien niet pal naast uw grote teen terechtgekomen, laat u zonder zorgen achter, dus daarom kan ik me de verbouwing in het Centraal Station zo goed voorstellen: de ontwerpers willen een omissie aan hun openbaar meubilair goedmaken door onder de balie een kruipgang met armgaten aan te brengen, die dient om zwervers in de gelegenheid te stellen zonder gêne een avondmaal bijeen te graaien van tussen de neuzen van uw schoenen vandaan.
|