De Kunst van het Krassen |
Een van de fenomenen van de overigens verrukkelijke Spiegelstraat is dat veel ongerijpte kunstconsumenten de galerie binnenwandelen. Uit tred, gebaar en dictie valt op te maken dat het de eerste decennia niet is te verwachten dat de betrokkenen tot aankoop van een kunstwerk zullen overgaan. Dat is niet erg, ik voel het als een gunst dat ik mij van mijn burgerplichten kan kwijten door mijn medemens gratis van een kiem te voorzien, die ooit door een collega, namens de vertegenwoordigde kunstenaars natuurlijk, te gelde gemaakt kan worden. Het merendeel van deze bezoekers is voorzien van een driekantige kartonnen koker van het Van Goghmuseum, waarvan het handvat als het ware het overgebleven oor van Van Gogh symboliseert en waarmee menige opgerolde poster ongeschonden verre oorden kan bereiken. Het is die scherpgepunte koker die mij om de haverklap hartkloppingen bezorgt. Ik kan er met mijn hoofd niet bij dat het museum, ondanks de grote angst voor vandalen in haar eigen zalen, haar bezoekers een instrument verkoopt, waarmee de hele Spiegelstraat ruim van krassen kan worden voorzien. Als de gelukkige bezitters argeloos mijn galerie inschuifelen, dan vraag ik steeds met kippenvel op mijn rug en in alle talen of zij die misschien verticaal willen houden, om te voorkomen dat de voor- of achterkant van de koker bij een enthousiaste draai een van mijn meesterwerken ruïneert. Ik zie mij nu genoodzaakt om een zachtgevoerd opschuifstuk te ontwikkelen, want als het museum net zo slecht luistert als destijds de wereld naar Vincent, dan kan ik me de moeite van het vragen besparen. Maar ik geef toe, dit laatste scenario klinkt te mooi, want te dramatisch, om waar te zijn. |