Redt de Kunst VI |
Mocht u willen weten hoe in mijn oren het geluid van het geweten van de kunstwereld klinkt, dan moet u zich een koor van tuttutters, oeioeioeiers, guggu-schrapers en de tj-smakkers, maar vooral van diepe-zuchten-slakers voor de geest halen, want hoe onafhankelijk ik mij ook voordoe, ik ben van aard volgzaam en begin niet zelden pas na afloop te schreeuwen. Natuurlijk bedenk ik me, maar dat is dan te laat, dus ligt de keuze tussen onzichtbaar wegschrompelen en driftig doorgaan. Zover ben ik nu nog niet. Ik wilde dus nog eens aanstippen dat het in de wereld van de beeldende kunst not done is te zeggen hoe je het hebben wilt. Daar zijn u en ik aan gewend, we weten niet beter. Niettemin lees ik dat een recensent in Het Parool duidelijke adviezen geeft aan een acteursduo hoe het vorm moet geven aan zijn kennelijke bedoelingen. Mag ik nu vinden dat we hier naar onze normen te maken hebben met een cultuurbreuk? Of ik het met de schrijver eens of oneens ben, vraagt u zich af? Kleur bekennen is niet efficiënt, je moet zorgen dat je nog alle kanten op kunt. Maar de kant die ik op wil is of ik nu zonder kans op lijfstraffen de vraag zou kunnen stellen - let u op de voorzichtige formulering - of het geoorloofd is om tegen kunstenaars wier werk ik tekort vind schieten te zeggen hoe ze het beter kunnen doen. Niet dat ik dat voornemens ben, maar in mijn branche word ik door een vergelijkbaar soort schrijvers op voorhand al verdacht van dit soort praktijken. Als het dan bij hun collega's toch al en vogue blijkt te zijn, kunnen ze misschien voor de afwisseling ook eens onderzoeken of je die vermaledijde galeriehouders eventueel ook kunt verwijten dat ze hun kunstenaars niet strak genoeg aan de lijn hebben, zodat zelfs recenseren behalve aangenaam ook effectief kan uitpakken, en als het een beetje meezit een schilderkunstige stroming ook eens naar een criticus kan worden vernoemd. (inspiratiebron: Therapie in de volkstuin van Francine van der Wiel, Het Parool, 11-7-2006) |