Warme Gevoelens |
Soms wens ik mij het vermogen en de passie van de schrijvers van De Witte Raaf toe. De hardnekkigheid waarmee zij het onbeschrijfbare bijeenboetseren tot nieuwe raadselen laat de deur naar begrip van het Al toch altijd nog op een kier, zo voel ik het tenminste. Hoe platvloers zijn daarbij vergeleken mijn problemen, zoals het verlichten van de mij toevertrouwde kunstwerken. Er is natuurlijk veel meer aan de hand met licht. Wat het met ons doet is met geen pen te beschrijven. Zou dat de reden zijn dat de schrijver van het artikel "De wereld van het landschap" *), waarin hij Riegl over Jacob van Ruisdael citeert, het over van alles heeft, maar niet over de functie van het licht? Liever bleef ik bescheiden en verhief ik mij niet tegen hun expertise, maar ook mis ik in beider perceptie de grillen van het individu. Of Van Ruisdael nou een idealist was of een handelaar, u gelooft toch niet dat hij zat te wachten totdat die museale plas licht eindelijk ter plekke kwam? Waar hij van hield, of waar hij op hoopte, maar wat zelden gebeurde, daar had hij zijn olieverf voor. Als ik in de beroemde Amsterdamse Spiegelstraat voldoende licht wil hebben, dan moet ik lampjes kopen en een lichtrekening betalen. Al dat licht geeft een hoop warmte, waarvoor ik weer een apparaat heb, dat met het nodige stroomverbruik die warmte weer in koelte omzet. Het is waar dat kunst vooral floreert in maatschappijen waar de welvaart heeft toegeslagen, en daar is het òf niet warm, òf gekoeld, want kunst wordt niet bij hoge temperaturen verkocht. Nu hebben die apparaten de saamhorige onhebbelijkheid kapot te gaan als ze eindelijk eens op vol vermogen werken, tijdens de schaarse momenten dat het in Nederland warm is. Al die lieve mensen die willen zorgen dat kapotte warmeluchtomzetters weer doen waar we op hopen, kunnen daar niets aan doen. Ze kunnen moeilijk de rest van het jaar duimen zitten draaien. Met als gevolg dat uw en mijn airco het zo om de vijf jaar een tijdje niet doet als het hier bloedheet is. Zo kon het gebeuren dat ik mij onlangs twee weken lang in een temperatuur van 32 graden zat te verbijten, hoewel slechts de helft van mijn honderdvijftig lampjes brandden. Hoeveel van dergelijk leed stond mij in de komende decennia nog te wachten. Maar u denkt toch niet dat ik voor een gat te vangen ben? Ik koop gewoon een tweede aircomachine, die ik aanzet als de eerste bij hoge temperaturen dienst weigert en dan wegens tijdgebrek van de leverancier niet meteen kan worden gerepareerd. Eenvoudige berekeningen wijzen uit dat dat baat. Stel dat u gedurende vijftig jaar een kunsthandel drijft. Stel dat eens per vijf jaar het noodlot toeslaat, dan mist u tien maal een week in het zomers hoogseizoen aan omzet. We blijven bescheiden en beschouwen die tweeëneenhalve maand als gemiddeld, dus als u bij de gelukkigen hoort die jaarlijks een miljoen of meer omzetten, dan mist u in die vijftig jaar tweeëneenhalf gedeeld door twaalf maal een miljoen, dat is afgerond tweehonderduizend gulden of bijna honderduizend euro. Met zo'n tweede apparaat doet u veel langer, want u gebruikt het zelden, dus laten we zeggen dat u er in die vijftig jaar drie verslijt, maar om onnodige discussie te voorkomen maken we er vijf van. Die kosten -we hebben het over reservecapaciteit van minder omvang, maar voorts wel over kwaliteit- toch zeker duizend euro. U geeft dus vijfduizend euro uit om een omzet van honderdduizend niet mis te lopen. Gelooft u mij, er zijn voldoende inhalige handelaren die voor het verschil hun neus ophalen, maar zij vergeten de voldoening die het schenkt als het idee blijkt te werken, nog afgezien van al die weken van ergernis die je niet hoeft door te maken. U begrijpt het al, vooral om dit laatste argument heb ik die tweede airco-machine besteld. Ik fiets nu al weer weken fluitend door de regen naar huis. En weet u wat zo aardig is? Kwaliteit, bij kunst weet niemand precies te vertellen wat het is, bij warmte betekent het koelte produceren. *) De wereld van het landschap, Bart Verschaffel - De Witte Raaf 95, januari-februari 2002. |