Mijn dochter en ik pesten veel en bestoken elkaar daarbij met uitbreidingen van de spelregels, waarvan we menen dat die in ons voordeel zijn. Dat gaat meestal over de vraag welke kaart mag worden weggegooid in welke omstandigheden. Neem nu een van de mooiste. Als u een harten zeven hebt roept u "zeven kleven" en u mag alle harten kaarten weggooien. Na enige inburgering vraag ik, voordat ik al mijn troeven verkeerd uitspeel, en zij mijn kaarten kent, of de laatste kaart van dezelfde kleur ook zijn eigen pestfunctie mag uitoefenen, zoals de aas, die de speelrichting omkeert, of de twee, die de tegenstander dwingt twee kaarten te pakken, of de acht, die dicteert dat de volgende speler zijn beurt voorbij moet laten gaan, en je dus, als met z'n tweeen bent meteen nog een kaart mag opgooien. Dat zou dan een klaver zeven kunnen zijn, waarmee de mogelijkheid binnen bereik komt het record te breken van het aantal in één beurt weggeggooide kaarten, resulterende in het uit zijn. Omdat ze begrijpt wat ik bedoel, en ze bovendien inziet dat als ze het niet goedvindt, ze het voordeel zal ontlopen mocht het in haar schoot vallen, en ze zich er dan ook niet over druk hoeft te maken dat het ook omgekeerd kan gaan, zegt ze meestal ja. Dat heeft tot gevolg dat ik hele berekeningen moet gaan maken om erachter te komen in welke volgorde ik tien kaarten met allerlei nevenfuncties moet opgooien om er legaal zoveel mogelijk kwijt te raken. Zal ik het je laten zien, roept ze dan glunderend, en daar stuiven ze trefzeker over tafel. Terwijl ik toch dacht dat mijn scherpzinnige regelgeving in mijn voordeel was, toen ik het aankaartte althans.
|