Oefenstof XIV |
Een van de eerste dingen die mij te binnen schieten is de suppoost die deed denken aan een kampbewaker, een gedachte die ik mezelf eigenlijk niet toestond, maar het was de afwisseling van vriendelijkheid en brute bevelen die het hem deed. Op het ene moment redelijk, even later schreeuwen met een gezicht dat dreiging en sarcasme uitdrukte, om naadloos over te gaan in een glimlach van vergelding. Natuurlijk, het doel was goed, hij beschermde de meisjes op de voorste rij, die met hun middenrif over de dranghekken gevouwen en met hun neus in zijn oksels stonden, en richtte zich over hun hoofden naar de rijen achter hen, waar de oorzaak van het persen der menigte slechts gedeeltelijk lag, dat heb je nou eenmaal met een dringende menigte. De organisatie had duidelijk rekening gehouden met de dodelijke krachten van een hal vol duwende en krijsende meisjes door de hoofdmacht op het middenveld in meerdere aparte vakken onder te brengen. Bij elke voorkant van zo'n vak speelden zich dezelfde taferelen af, zij het dat er ook suppoosten waren die met zachte motoriek en vriendelijk gelaat meer gedaan kregen dan hun associaties oproepende collega. Toch vroeg ik me af of het gedrang van diezelfde menigte meisjes zonder al deze tactische maatregelen daadwerkelijk zou uitlopen op een bloedbad. Want bewustzijn was er wel, groepsgewijs. Er kwam een moment dat men vond dat de kampkandidaat de grenzen van zijn bevoegdheden overschreed, en het hele vak zette het op een huiveringwekkend krijsen, zo hard dat het tastbaar mijn afgedekte oren binnendrong, letterlijk door merg en been, harder dan alle Amsterdamse sirenes bijeengeperst op het Begijnhof, net zolang totdat de man afdroop. Misschien zou het, als het erop aankwam, met die bloedigheid nog wel meevallen, de rede kon het nog steeds winnen van de hang naar het idool, dat weliswaar kon rekenen op verregaande mate van overgave, maar niet van totale. Bij voetbalsupporters werkt dit mechanisme allang niet meer, maar bij die nog in de prepuberale fase verkerende krengen ligt het anders. Denk ik. |