Oefenstof VI |
De wereld legt langzamerhand beslag op mijn dochter. Ik mag haar voortaan niet meer aanspreken met haar koosnaam, want daar lachen de kinderen haar om uit. Waar, o waar ligt de kiem van die menselijke ondeugd, die niet-afgeschermde emoties als een teken van zwakte opvat? Wie leert onze kinderen dat zij zo moeten handelen? De pedagoog in mij gierde weer door de bocht. Hoe haalde ik het in mijn hoofd mijn dochter te leren dat zij niet mag klagen. Waar is de assertiviteit van de voorgaande decennia gebleven, en los daarvan, kijk eens naar de dagelijkse politieke praktijk. Een klacht is handel, als je weet hoe het spel gaat. Zo raar is dat niet. Democratie is het spel van gedane beloften niet nakomen zonder gestraft te worden. Als iemand halverwege dat traject alles in gaat zitten slikken, dan wordt het niks. Ik zal haar dus moeten leren dat de juf of de meester doorgaans aan het korste eind trekt, omdat ze enerzijds wel van hen leert hoe het hoort, maar anderzijds ook moet leren hoe in leven te blijven. Maar wat nou als zij later in de politiek gaat? Dan is klagen toch ook geen best uitgangspunt, in aanmerking genomen dat ik het zelf al dubieus vind dat ik mij onttrek aan dergelijke bezigheden, want waar ligt de grens tussen het morele gelijk van burgerlijke ongehoorzaamheid en de heroïek van de diep betrokken burger, die huiselijk leven, vrije tijd en pensioenrechten inlevert voor iets wat een plicht hoort te zijn, maar in feite neerkomt op buitenproportioneel heldendom. De eenvoudige vraag is niet of ik dat wil, maar of ik dan kan eisen. Maar vooralsnog is mijn dochter dol op aandacht. Nou ja, niet van iedereen. Praat haar niet over jongens. Jongens zijn dom. En ook voorkwam zij van de zomer met strakke regie ongewenste belangstelling van derden, door mij voor te schrijven welke zwembroek ik diende te dragen. En die strooien hoed, nou, daar waren geen woorden voor. Laat ik me dus niet te veel verbeelden. Zij kneusde tijdens het lesuur gymnastiek op raadselachtige wijze haar voet, en hield ons een heel etmaal in haar ban, bevreesd als wij waren voor de ernst van de blessure, terwijl zij goedgemutst door het huis hinkelde, genietend van troost, medeleven, bezorgdheid en andere vormen van aandacht. Groot was dan ook haar teleurstelling toen zij van de dokter vernam dat zij niet op krukken hoefde te rekenen. Zij mokte zelfs, en weigerde de lift, wellicht omdat zij inzag dat dit soort prerogatieven zijn bestaansgrond ontleent aan de verwachting dat het wat op gaat leveren. Het zag er evenwel naar uit dat al die aandacht ras transformeerde in een geamuseerde blik. Als het waar is dat tot nog toe haar levenshouding merendeels door ons, haar ouders, is bepaald, dan wordt het hoog tijd dat de wereld ergens anders de schuld van krijgt. |