Denkraam |
Zijn muren zo vreselijk dat een schilderij een niemandsland nodig heeft om te overleven? Of is het een gewoonte uit de tijd dat schilderijen de status van een luxe meubelstuk nauwelijks ontstegen waren, en zo waren de rafelige randjes van paneel of doek ook meteen weggewerkt. Of is het -ik doe maar een gooi- een onbegrepen restant van verdwenen voorgeschiedenis, als raampjes waardoor je naar een andere wereld keek, net zoiets als die resten in Zuid-Amerika, die op een start- of landingsbaan lijken. Dat zou dan kunnen betekenen dat een lijst het vermogen van de menselijke geest symboliseert zich zaken voor te stellen die buiten onze vertrouwde orde vallen. Het hoeft niet waar te zijn, maar het valt me toch mee. |
Hoe kan ik nu eens beknopt uitleggen dat het bedenken van een eenvoudige
waarheid meestal schokkend lang duurt. Het klinkt lekker, maar ik loop het
risico dat u daar toch wat badinerend bij denkt dat ik me met een goedkoop
sofisme als een intellectueel wil voordoen. Ik heb lang geleden afgeleerd
dat te willen, want niets is zo ontwapenend en informatief als vragen wat
iets betekent. Zonder tweestrijd ging dat niet, ik heb jaren gedacht dat
eruditie een verdienste was. Dat is op de een of andere manier ook wel zo,
maar niet zoals ik het interpreteerde. Maar ik dwaal af.
Proeft u deze stelling eens: het is toch wel bijzonder onwaarschijnlijk dat alles wat wij nu met stelligheid verdedigen, ook voor eeuwig waar zal zijn. Vrijwel alle inzichten, die in de loop van de geschiedenis van de mensheid tot wasdom zijn gekomen, zijn weer onderuit gehaald, vervangen, of eenvoudig niet meer van toepassing verklaard. Het voorgaande is een drogreden. Als men bedenkt dat de de euforie van het ontdekkingsmoment meestal snel afkalft tot een alledaagse vanzelfprekendheid, dan kan het niet anders dan dat in uw en mijn denken wel degelijk grote aantallen verdampte eureka's besloten liggen. Dit legt mede ons vermogen bloot om moeizaam bevochten en omslachtig geformuleerde stapjes inzicht samen te ballen in korte formuleringen, die ergens in de loop van onze jeugd tot leerstof dienen. Het is dit vermogen tot mentale acceleratie, dat de hoop rechtvaardigt dat we ooit en telkens weer in staat zijn onszelf te overtreffen. Natuurlijk, er blijft altijd een horizon waar op dat moment niet overheen te kijken valt, en door het bestaan daarvan zal de potentie van het menselijk denken blijvend worden gebagatelliseerd. Bij wijze van compromis zou ik kunnen toegeven dat het, bij gebrek aan relevante informatie, niet eens onredelijk klinkt om ervan uit te gaan dat we halverwege zijn. Dat moet de mensheid goed doen. Onzinnig of niet, ook ijdelen verdienen zo nu en dan de schijn van hun gelijk, want laten we eerlijk zijn, ondanks de discrepantie in rekenkundig opzicht, is op de lange termijn het verschil in uitkomst minimaal. Elke verdienste verschrompelt bovendien tot voetnoot in een naslagwerk, en verdwijnt uiteindelijk uit zicht. Meer hoef ik hier eigenlijk niet aan toe te voegen, ware het niet dat de bewijzen uit het ongerijmde, waar ik me graag van bedien, alsnog een beroep doen op uw interstellaire inzicht, in die zin dat het toch wel erg onwaarschijnlijk is dat we de komende milennia niet veel meer te weten komen, en ongetwijfeld tot de onthutsende conclusie zullen komen dat onze uit een lokale schimmel voortkomende hersenen zonder ingrijpen van buitenaf niet tot verhelderend inzicht zullen geraken. Het leuke is natuurlijk dat zelfs een in heelalmatig perspectief beschouwd buitenproportioneel talent -in het geniep hoopt ieder mens daar toch op?- net zo goed tot de mogelijkheden behoort. En daarom stelen de optimisten mijn hart. Obsessies van enkelen stuwen massa's over vele grenzen. Vreselijke en fantastische. Grenzen, als ze er zijn, zijn tijdelijk en arbitrair. Hebt u er bezwaar tegen als ik het bovenstaande ook van toepassing verklaar op beeldende kunst? |