Een Neus voor Scheppen |
Als het knutselen maatstaf was, dan was ik volgens mijn dochter bijkans God, voorzover zij tenminste ten volle weet wat dat te betekenen heeft. Haar sociale gevoelens evenwel, of misschien de onbegrepen wens om af te wijken, resulteerden in de keuze om tijdens het schoolfeest nu eens niet een fee maar een heks te zijn. Drie wensen werden in mijn hand gelegd: een echte heksenneus, een bezem om op te vliegen en lange vieze haren met een hoed erop. De bezem stond mij meteen helder voor de geest, want ik moest denken aan de tijden van vóór de deelraadversnippering, toen die taak nog werd uitgevoerd door de dienst Gemeentereiniging. Of dat lukte of niet, het uitgangspunt was duidelijk. Nu niet meer, het heet nu stedelijk beheer, hetgeen zonder dat u het wist betekent dat op uw kosten wordt bepaald hoeveel rotzooi tot nader order wordt toegestaan. Zo'n vroege bezem moest het zijn, uit de goede oude tijd, bedacht ik, en ik ging twijgjes snoeien in mijn volkstuin. Ik bond die vervolgens om een dikke steel, die bij een baggeremmertje hoorde. Dat leverde een disproportioneel geval op, dus zaten mijn dochter en ik enige minuten te schateren van het lachen. Ik wierp mij op de neus. Tenminste, ik dacht uit alle macht en probeerde haar daarna te overtuigen dat een professioneel geval was te verkiezen boven een ondraagbaar gedrocht van eigen hand. Maar nee, zij was niet overtuigen, dus ging ik aan de slag. Ik plooide eerst een stukje keukenrolpapier, gedrenkt in verdunde houtlijm, op mijn eigen neus, van mijn huid gescheiden door een stukje plastic folie, en probeeerde met een fohn en later in de magnetron het flabberende geval geforceerd te drogen, omdat ik hoopte dat de resulterende stijfheid van het gedroogde materiaal zou voldoen. Ik bespaar u de beschrijving van het geklieder, het liep op niets uit. Ik ging opnieuw van start, vouwde van papier een drie-dimensionale driehoek, en knipte daar een punt uit, waarin ik een kurk stak, waar omheen ik papier met verse houtlijm plooide. Nog net op tijd trok ik de kurk er weer uit en tot mijn stomme verbazing kreeg ik na enig kneden ook wat rondingen onder de knie, waaruit zowaar een heksenneus te voorschijn kwam -wat moet God wel niet gevoeld hebben na een volle werkweek- waarop mijn dochter haar van snippers papier gemaakte en vervolgens roodgeschilderde pukkel hoogstpersoonlijk kon vastplakken. |