Oefenstof XIII |
Ik zal de laatste zijn om te beweren dat ik alleen uit plichtsbetrachting mijn dochter naar het popconcert in Oberhausen vergezelde, maar rekening houdend met de gêne van mijn dochter om bij dergelijke gelegenheden door haar stokoude vader begeleid te worden was het begrijpelijk dat de mare dat daar vechtende jongeren prille meisjes beletten hun idolen binnen gezichtsafstand te benaderen haar over haar bezwaren heen deed stappen, en zodoende bevond ik me staand in het middenvak, hoogoptorenend tussen blij afwachtende meisjes. Mijn geweten hield mij voor dat het niet gepast was dat ik onbelemmerd over alle hoofden heen kon kijken, want de overige schaarse vaders waren allemaal klein van stuk. Daar hield het echter niet op. Er zou een moment komen dat mijn dochter mij gebiedend zou vragen of zij op mijn nek plaats mocht nemen. Dat zij denkt dat ik dat nog steeds kan is mijn eigen schuld, want een paar jaar geleden nog demonstreerde ik trots hoe ik zonder te bukken met een machtige zwaai haar over mijn hoofd heen op mijn nek kon plaatsen, maar inmiddels, enige fases van onstuimige groei verder, was ik daar niet zo zeker meer van. Bovendien, in die heksenketel leek het bij voorbaat onmogelijk om de vereiste mate van concentratie te bereiken - kijkt u maar eens hoe gewichtheffers dat doen - en voor de andere optie, knielen in de deinende menigte, en dan mijzelf weer verheffen door de door het staan danig stramgeworden benen weer te strekken, in deze omstandigheden ook zonder last al een klus, voelde ik ook weinig. Uiteindelijk nam ik haar bij wijze van compromis een paar maal op mijn rug, hetgeen minder triomfantelijk aanvoelt, maar, en daar ging het mij eigenlijk om, ook iets minder asociaal is ten opzichte van al die achter ons staande kleine meisjes. Hoe gevaarlijk die zijn bericht ik u volgende week. |