Beste Olav, (3) |
Beste Olav, beste mensen, Welkom op deze opening. Ik maak graag van deze gelegenheid gebruik voor het doen van een bekentenis. Maar laat ik u eerst uitleggen waarom. Daarvoor kies ik het tipje van de sluier, dat dan moet worden opgelicht. Het maken van een catalogus gaat gepaard met een en ander. Hoewel ik vind dat schilderijen voor zichzelf spreken, ben ik dol op een poëtisch klinkende ondertitel, die als het even kan ook nog ruimte laat voor associaties, die dan met enige goede wil ook de bijzondere betekenis van de schilderijen blootlegt. Deze en andere zaken gaan er door mijn hoofd als ik die titels probeer te verzinnen, en vervolgens begin ik varianten op te schrijven. Het is de kunst niet meteen de gouden vondst te verwachten. Die varianten hoeven zich niet te verantwoorden, want hoe wereldvreemd zij ook zijn, zij banen de weg voor de finale inval. De ondertitel van deze catalogus kwam uiteindelijk na meerdere halfbakken vondsten tot stand, dus is het nu tijd voor de bekentenis. Maar eerst wilt u natuurlijk weten hoe het komt dat ik zo hardnekkig naar een ondertitel zoek. Uit zelfbescherming doe ik een beroep op uw inlevingsvermogen. Stelt u zich voor, u hebt zich jarenlang tegen iets verzet, maar omdat u dacht dat u geen vat kreeg op de tegenpartij legde u zich onbewust of uit overlevingsdrang toch een beetje neer bij het bestreden standpunt, zoals bij langdurige gijzeling wel voorkomt. En zo komt het dat ik in het verleden zocht en per ongeluk soms nog steeds zoek naar verantwoordingen die ik eigenlijk helemaal niet nodig vind. En zo kon het gebeuren dat in de loop van een paar gesprekken, waarin ook de ondertitel ter sprake kwam, Olav mij vroeg of ik niet gewoon kon vermelden dat het om nieuwe schilderijen ging. Ik heb niet geluisterd, maar net zo lang gezocht tot ik een aanvaardbaar compromis had en daarmee het onderwerp van dit toespraakje, te weten de bekentenis dat ik het niet laten kan te pogen te voldoen aan het cliché van de contemporaine kunst, namelijk dat de bedoeling, het nut en liefst ook de controversialiteit in woorden moeten worden gevat. Waardoor ik mijzelf alsnog opleg uit te leggen dat het ook zonder woorden kan, dat beeld en stemming even veelzeggend of zelfs indringender kunnen zijn dan welke maatschappelijke boodschap ook, hoe waardevol en goedgemeend die verder ook mag zijn. Sterker nog, vorm en licht, gevoel en gedachten zijn hoofdzaken, maar taal is een hulpmiddel, dat slechts onze beperktheid accentueert. Filosofen zijn daar niet blij mee, maar ik kan daar mooi mee afsluiten: als vorm en licht er al zijn, en de gevoelens en gedachten aan u overlaat, dan zijn woorden toch overbodig, behalve dan om deze tentoonstelling te openen en u manen ter ere daarvan het glas te heffen? |