De Kunst van het Redresseren |
Schilderij van Roosje Nieuwendijk, "Portret" 2001, gouache,
9 x 11 cm, ingelijst door Atelier Neppendijk. |
Goed zo jongens, zeg het nou eindelijk eens hardop, let op, daar gaat ie: "We voelen ons daar te goed voor, om naast al dat puin in de hallen van de Kunstrai te staan". *) Dat zou ik prima vinden als jullie dat zeggen. Ik dacht al jaren dat jullie dat dachten, maar niemand zei het hardop. Of ik het persoonlijk verwerpelijk vind is ondergeschikt aan het wel en wee van de kunstwereld, wat zeg ik, de wereld, dus als die er beter van wordt dat galerieën, die ik noem maar wat, hun realistische werken te koop durven aan te bieden, als dubieus en plat worden aangemerkt, dan vervul ik die nederige taak met overtuiging. Als u weet hoeveel voldoening het geeft om mensen het gevoel te geven dat u het bent die hun de mogelijkheid geeft hun hart uit te storten, hun hoofd op uw schouder te leggen, dan vergeet u op slag dat uw voorkeur tot nog toe tot heel andere conclusies kon leiden. Want dat is het merkwaardige: ik ken weer heel andere mensen die over de Kunstrai ongeveer hetzelfde zeggen, maar daarmee juist galerieën van Aart Emsterdem bedoelen. Niet dat ik dat terecht vind -op zo'n moment staat graag de opvoeder in mij op- maar u vindt het toch niet raar dat het mij beter lijkt dat zij niet gaan denken dat zij medestanders hebben. Er is al zoveel onbegrip. Bij nader inzien koester ik niet de illusie dat het allemaal veel zal uithalen, gezien de recente ontwikkelingen, als zoveelste episode in de eeuwigdurende dans der kunstbeurzen, maar daarover hoop ik volgende week te berichten. *) Naar aanleiding van "KunstRai kan wel inpakken" door Marina de Vries, Het Parool 17-2-2002, fragmenten hieruit: Fons Welters over de KunstRai: "Daarmee wil ik me niet graag associëren"; Hannie Loerakker; "heel middelmatige aangelegenheid". Naschrift. Een week later herlees ik bovenstaand tekstje en verbaas me. Waar maak ik me eigenlijk druk om. Ik sta dit jaar niet eens op de KunstRai, misschien volgend jaar weer wel -ik zie meer heil in een biennale- dus ik ben maar beperkt belanghebbende, en ik zou dus eigenlijk des te gemakkelijker een objectief oordeel moeten kunnen formuleren. Om voorlopig maar een heleboel omhaal van woorden over te slaan, waar het om draait is mijn beduchtheid voor mensen die zich ergens te goed voor voelen. Er zijn niveaus's die je als onderdeel kunt beschouwen van normale maatschappelijke omgangsvormen, in principe gevaarloos en gerelateerd aan competitie. Dat kan tot een exces verworden als er uiterlijke kenmerken in het geding zijn -we spreken dan van discriminatie- of veronderstelde superioriteit, tenminste als die is ingebed in maatschappelijke structuren. Vooral in dit laatste schuilen aanzienlijke gevaren, en het zijn díe gevaren die ik meen te detecteren. Maar het zou wel eens kunnen zijn dat ik, omdat ik er in het verleden door ben geschaad -waarmee overigens impliciet het bestaan van dergelijke uitwassen is aangetoond, dus mijn gechargeerde teksten alsnog begrijpelijk zijn- al te hardnekkig van leer trek. Ik ben dus tot het inzicht gekomen dat ik u met het bovenstaande nog niet heb kunnen overtuigen. |