Weer geen Wetenschap XI |
Het leven begint zijn sporen te trekken in de prille onbevlektheid van mijn jongste dochter. De eerste puistjes vallen al niet meer op, haar tanden gaan schuil achter metaalconstructies, optimistisch slotjes genoemd -u poneert natuurlijk dat ze daar mooier van wordt, dus dat spoort niet met die sporen, maar zo eenvoudig bent u niet van mij af, want waar het om gaat is dat door dit cosmetisch ingrijpen haar visie op haar medemens onherroepelijk in de richting van beoordeling van de buitenkant wordt gestuurd, in plaats van, zoals het hoort, karakter en mentaliteit- de eerste onbeantwoorde liefde is een feit, en nu is ook ons stokoude konijn gestorven. Haar praktische inborst liet haar niet in de steek, want zij vroeg meteen twee nieuwe konijnen, zodat als er een dood zou gaan, er nog een over was, naar ik aanneem omdat zij denkt dat dan het verdriet minder groot is. Alsof de meerderheid troost biedt voor verlies. En nu wil de hoofdtante een gedenkteken dat de tand des tijds weerstaat, liefst van marmer, voor onder de pruimenboom. Wij vinden een verduurzaamd houten paaltje ruim voldoende, al komt het einde van de eeuwigheid zo een stuk dichterbij. Ik sprak regelmatig met ons konijn. Tot zijn laatste snik hield hij verborgen of dat zin had, en nu is het te laat. Ik ben verre van bijgelovig, nou ja, een heel kleine beetje dan, en verder is mijn denken nauwelijks wetenschappelijk verantwoord, maar zou het toch misschien niet mogelijk zijn dat de ongebruikte fluïdale hersengolven van het brein van een konijn kunnen interfereren met onze meer aangestuurde encephalische activiteiten, en op die manier bijdragen aan de voortgang van het menselijk denken? We weten al dat bejaarden baat hebben bij het houden van een dier, maar zou misschien niet ook bewezen kunnen worden dat jeugdige personen door hun lievelingsdier hoger scoren in het tackelen van de citotoets? Bent u het met mij eens dat deze wat schertsend geformuleerde onbewezenheden in principe technisch niet onmogelijk zijn? Het is dus een kwestie van tijd voordat het zover is, waarschijnlijk lichtelijk anders dan gehoopt, hetgeen evengoed al die andere onbewezen sterke staaltjes van het menselijk bewustzijn in een reëel perspectief plaatst. Zo gaat dat nu eenmaal met denken, het houdt niet op, er is geen grens, en het leidt regelmatig ergens toe, moet dat nou nog bewezen worden? Dus was ik er nog weken na de dood van mijn oudste dochter van overtuigd dat zij boven mij zweefde als ik door Wielewaallaan fietste. Het is dus de vraag of ons konijn nog wat voor ons kan doen, maar dat is het leuke van denken, dat maakt dus niets uit. De wens heeft de ruimte, en de rest lijkt meer op een onvoltooide administratie, die toch ooit rond komt, om plaats te maken voor een volgend onbewezen voorschot op de veilige wetenschap. |