Beste Olav, |
Dames en Heren, De meesten van ons staan hier niet voor de eerste keer, als we de Vijzelgracht even meetellen. Ik weet niet hoe het u vergaat, maar met het groeien van mijn overtuigingskracht zie ik ook de horizon zich verwijden, dus of het luider klinkt, daar ben ik niet zo zeker van. Dat komt eigenlijk wel goed uit, want Olav, ik wil me nu even rechtstreeks tot je richten. Beste Olav, Al werken we al meer dan 22 jaar samen, toch zijn we naar mijn stellige overtuiging nog lang niet oud, en nog slechts halverwege onze carrières. Dus moeten we enerzijds voor de goede orde net doen alsof we het helemaal hebben gemaakt, maar anderzijds ons met gepaste bescheidenheid op de rest van de toekomst werpen. Best een veilig gevoel trouwens, als je weet dat je de komende decennia wat te doen hebt. Al denkt een optimistische dakloze waarschijnlijk zonder al te veel moeite dat de grote stad over een halve eeuw toch zeker heus nog wel zal bestaan, en dat hij, de dakloze, de gemiddelde bewoonde burger best wil meegeven dat hij denkt dat hun huidige zorgen net zo min verdwenen zullen zijn als de stijging van de huizenprijzen. Dus zeg ik om mij van de verwarring te bevrijden, dat ik niet lijd onder gevoelens van minderwaardigheid, maar dat ik toch het gevoel heb dat de raderen van de tijd nog niet zijn uitgeraasd. En dan kan ik mijzelf vervolgens veroorloven naar jouw schilderijen te gaan kijken, en dan verzoen ik mij met de discrepantie dat het mijn plicht is lawaai te maken over jouw talent van het schilderen van stilte. Ik laat in het midden of ik nu ben uitgepraat, en zou graag als tijdelijke afleidingsmanoeuvre jouw tentoonstelling voor geopend willen verklaren. |