BACK

Weekly Residuum 448 - mei 2023 A


Evolutie van Echtheid


Twee schilderijen van Johannes Vermeer, met eigen ogen gezien en met mijn mobiel gefotografeerd, kan het eigentijdser?



Het laatste wat ik verwachtte waren bijna lege zalen. Na de warrige bestelprocedure van de toegangskaarten, twee maanden eerder, die mij op dat moment tot grote opwinding bracht, toen ik, nadat de mare ging dat alle kaarten al waren uitverkocht, alsnog via informatie van officieuze zijde te weten kwam dat binnen een paar dagen een beperkt aantal kaarten via de website van het Rijks alsnog zouden worden aangeboden, wat klonk als de kans van mijn leven.

Zodoende betrad ik op een al gevorderde avond het museum en belandde in die bijna lege zalen, zo leeg, dat, in cijfers uitgedrukt, het aantal bezoekers dat van de tentoongestelde schilderijen niet overschreed. Van verbazing vergat ik in eerste instantie te kijken, zoiets als Dagobert Duck, die zich placht te wentelen in zijn schatten, zonder ooit iets te kopen. Maar gelukkig, mijn gezelschap en ik zetten ons uitbundig aan het bewonderen van Vermeers schilderijen.


Dat uitvoerige beschouwen had weer tot gevolg dat we in het geheel niet op de tijd letten, totdat we om kwart voor elf door de suppoosten gemaand werden om ons voor te bereiden op het verlaten van de tentoonstellingsruimte, waarop we ontdekten dat we in een paar zalen nog niet waren geweest. Dat lukte nipt, maar de haast waarmee we langs het mooiste deel van de tentoonstelling snelschuifelden maakte die wereldwijde onbereikbaarheid van die schilderijen bijna stoffelijk. In die consternatie kwamen we uiteindelijk terecht bij “Meisje met Rode Hoed”, en de pendant, “Meisje met Fluit”, het schilderij dat door de Amerikanen als een niet door Vermeer geschilderd schilderiij wordt beschouwd. Dat staat er pontificaal bij, wat me als gevoelsmatig geöriënteerd en eigengereid galeriehouder de kont tegen de krib deed gooien. Zonder me een oordeel aan te meten over het onderscheidingsvermogen van de Amerikanen, voor mij is één ding zeker: die twee schilderijen zijn van dezelfde hand.

Dat verschuift het meningsverschil een beetje: of ze zijn allebei van de hand van Vermeer, of geen van beide. Maar dat zou dan wel betekenen dat er in diezelfde tijd een geniaal schilder m/v bestond, al dan niet een leerling, maar hoe dan ook iemand die zeer in de nabijheid van Vermeer zijn werk deed, want u kunt er donder op zeggen dat de Hollandse overtuiging van de echtheid voor zeker deels ook is gebaseerd op uitgebreide onderzoeken naar de gebruikte materialen, zoals stijl, ondergrond en pigmenten. De maker daarvan zou nooit tot twee zulke prachtige schilderijen gekomen gekomen zijn zonder jarenlang steeds mooiere schilderijen gemaakt te hebben, waarvan toch op zijn minst ook het een en ander de tand des tijds doorstaan zou moeten hebben. Net als bij Vermeer.

Maar eenmaal zover gekomen, moet ik u waarschuwen voor het heikele proces van toeschrijven. Als er ook maar de geringste twijfel bestaat over de gewenste authenticiteit, dan schudt ieder deskundig hoofd van nee. Mocht u volgende week op het Waterlooplein een schilderij aantreffen dat volgens u een echte Vermeer is, dan is het niet denkbeeldig dat u niet eens een kunsthitoricus vindt die bereid is daar een gewaarmerkt taxatierapport over te produceren. Ik heb eens een casus gevolgd over een schilderij, de eigenaar waarvan een verklaring van echtheid aan de maker vroeg. Die weigerde dat, omdat hij het niet had gemaakt. Pas na jaren procederen, nadat hij met grote moeite had kunnen bewijzen dat hij op het tijdstip van de transactie, waar de eigenaar naar verwees, heel ergens anders was, was hij verlost van zijn kwelgeest en van de dreiging van een gepeperde claim.

Terug naar Vermeer. Vooropgesteld, houdt u voor ogen dat we hier te maken hebben met serieuze wetenschappers. Dat kan een nadeel zijn, want allereerst zoeken die naar aspecten die tezamen met andere factoren een concreet bewijs vormen. Er schuilt echter ook overtuigingskracht in argumenten, gericht op het bewijzen dat iets onmogelijk is. Iets onmogelijks bewijzen kan niet zonder het incalculeren dat zulks niet honderd procent zeker is, onwaarschijnlijk dus. Maar als je in aanmerking neemt dat achter een mooi schilderij zich een leven van decennia uitstrekte, voordat het überhaupt mogelijk was dat het werd gemaakt, kun je hoogstens als verzachtende omstandigheid opvoeren dat zulks nog nooit is voorgekomen. En als de hele creatieve boven-, onder- en tussenwereld roept dat de werkelijkheid in bizarriteit elk verzinsel overtreft, wat dan, wat dan? Dan zal ik uiteindelijk aanvoeren dat concentreren op onweerlegbare echtheid de geest vermathematiseert, waarmee de schok van de schoonheid zich niet meer vrijelijk kan aandienen. Wat door vervalsers ook wordt bewerkstelligd, wat mij weer doet vermoeden dat het de schuld is van Van Meegeren dat die voor schadeclaims beduchte maar ook op sensatie beluste Amerikanen het zekere voor het onzekere nemen en incalculeren dat de kans op het bestaan van een schaduwtalent in het leven van Vermeer minder zekerheid biedt dan de wederopstanding van weer een meesterlijke vervalser, die zijn waarde in geld bewijst in termen van het voorkomen van een onweerlegbaar verkeerde toeschrijving. *)

Maar helaas - oef, wat zeg ik daar - gelukkig heb ik een smoes om nog een keer naar die tentoonstelling te gaan, en - niet belast met enige verantwoordelijkheid over de echtheid - nog een keer ten volle kan genieten van die twee schilderijtjes.

Koen Nieuwendijk


*) Deze zin op 22 januari 2024 gecorrigeerd.


BACK