De Kunst van Het Plooien |
Deze vlag is regelmatig een prooi van diefstal. Nee, dat zeg ik niet goed, het was zijn voorganger, die dit lot was beschoren, en die van de buren. Deze heb ik laatst terugveroverd. Het speelde zich af binnen luttele seconden. Ik zag een flard waar die niet hoorde, hoorde het geluid van tomeloze jongeren, stormde de trap af, naar buiten, stortte me in een groep gekaalden en greep met een verontwaardigd gebaar mijn vlag terug. Slechts de drager, die keek alsof hij zwartrijden heel gewoon vond, althans in die zin dat het hem verbaasde dat iemand naar een kaartje vroeg, want misschien zou hij best een kaartje kopen als hij wist dat dat moet, draaide zijn hoofd in mijn richting. De rest bewoog doelgericht verder. Het moest ergens leuk zijn. De vlag was kennelijk geen buit, maar een bijdrage aan de feestvreugde, zoals een zonnestraal na een week regen. Een vlag is immers bedoeld om het leven te veraangenamen, daar is hij toch voor gemaakt. Als die zomaar voor twintig kale pubers de kwaliteit van het leven verbetert, dan ga ik me achteraf nog schuldig voelen dat ik hem heb teruggepakt. |
Het is me gelukt! Ik weet wie het zijn. Jarenlang ben ik door anoniemen bestolen van uiteenlopende zaken, waaronder fietsen, schrijfmachines, ballpoints, paraplu's, plantenbakken en/of hun inhoud en dan natuurlijk de diverse kunstwerken, camera's, geldbakjes, boeken en catalogi uit de galerie. Vandaag niet, maar dat doet aan het eureka-gevoel niets af. Ik dacht altijd dat zulke mensen er onguur uitzagen, met een grauwe lang niet gewassen huid, loerende blik.
Mijn ogen namen waar dat twee fietsers vanaf de Keizersgracht over de brug de straat indraaiden. Dat de rijrichting verkeerd was mag in Amsterdam geen naam hebben, maar tien seconden later drong het tot mij door dat de snelheid net iets te hoog was. Ik vergat nog te zeggen dat de heer twee van die typische zinken Spiegelkwartierbakken met zo'n naar kattepis stinkende buxusbol erin op zijn bagagedrager balanceerde, en dat de daarachteraan fietsende dame ook zo'n bol in haar voormandje beheerde. Kortom, ik vertrouwde het niet. Ik keerde en zette de achtervolging in. Het is verbazingwekkend hoever haastige burgers al kunnen zijn als je even draalt, op zoek naar een logisch motief voor het komende handelen. Maar ik vond ze terug en haalde ze in. En sprak ze aan, en vroeg van wie ze die bakken hadden. Want dat is het volgende dilemma voor wie een medeburger verdenkt: hoe zeg je het zo dat als ze niets op hun kerfstok hebben, zich toch niet beledigd hoeven te voelen, terwijl als ze het wel gedaan hebben, ze ondubbelzinnig snappen dat jij dat in de gaten hebt, onverbiddelijk. Ik besloot dat ik kon vragen van wie zij die bakken hadden. Dat was raak, want de dame had geen antwoord, en riep haar compaan aan. Maar nu eerst even ruimte voor mijn ontsteltenis. Die mensen zagen er zeer netjes uit. Een jong-maar-niet-meer-piep stel, kraakhelder-netjes-fris en niet overdreven gekleed, beschaafd gekapt, niet te dik, wel getrouwd, maar nog geen kinderen (want ik kan me toch niet voorstellen dat je een oppas neemt om illegaal plantenbakken te gaan vergaren) accentloos Nederlands, tweeverdieners, nauwelijks brutaal, maar het ergste komt nog, hun achterlichten brandden! Het antwoord was dat ze bij de vuilnisbakken stonden. Het grote probleem was dat ik niet wist namens wie ik handelde. En of die bestolen onbekende ook mijn ingrijpen zou appreciëren. Voor hetzelfde geld had die zojuist de knoop doorgehakt, besloten zijn leven een drastische draai te geven en aldus te beginnen met de naar kattepis stinkende buxusbollen aan de goot te zetten, juist niet op de dag dat de vuilniszakken worden opgehaald, want dat doet afbreuk aan de symboliek van de persoonlijke doorslag. En dan kom ik vriendelijk grijnzend en verder met een air van ik-neem-het-je niet-kwalijk-hoor aanfietsen met de stinkbollen achterop. Dus wierp ik het op het exclusiviteitsargument: die bollen waren alleen van leden van het Spiegelkwartier. Wie ik dan wel niet was. Wel, lid van het Spiegelkwartier. Nou, dan mocht ik mijn bollen houden. Ja maar, die zijn niet van mij. Nou, ik hoef ze niet meer, hier hebt u ze. Maar ik wil ze helemaal niet, u moet ze terugbrengen. Dat doe je zelf maar. Even tussendoor, herkent u de semantiek van de brutale burger? Als hij voelt dat hij terrein verliest, dan kalft ook het vernis van de beschaving af. Ik bleef hardnekkig uwen. Maar zullie kozen het hazenpad, net op het moment dat ik een digitale foto wilde maken. Zuiver intimidatie, ik geef het toe, want wat ga je daar mee doen? Aangifte is uitgesloten, al was de hand van de ontvreemder door de scherpe rand van de zinken plantenbak van zijn romp gescheiden -kent u een drastischer manier om aan de vingerafdrukken van een verdachte te komen?- en daarna in de plantenbak achtergebleven. Je kunt hoogstens hopen dat de fantasie van de verdachte op hol slaat, waardoor die tenminste meerdere nachten door gevoelens van gêne wakker wordt gehouden. Het kwam er niet van, van die foto. Ik achtervolgde het stel met de camera in aanslag totdat zij met brandende achterlichten en met levensgevaar door rood licht reden, en toen hoefde ik niet lang meer te rekenen. |