BACK

Weekly Residuum 160 -juli 2003 B
© foto en tekst Koen Nieuwendijk



Terend op een ruime ervaring met het correcte knopen van de padvinderij -wie kent ze niet, de platte knoop, de paalsteek en het oude wijf- kwam ik tot het inzicht dat mijn manier van knopen aanzetten op een misverstand berust. Het zit hem in de eerste steek. Ik leg altijd een knoopje in het uiteinden van het garen, die na het oog weer samenkomen, zodat ik zeker weet dat de draad niet onverhoeds gaat schuiven en de knoop te vroeg zijns weegs gaat. Zoals bij veel dingen stel ik mij voor dat ik dat vertel aan mijn dochter, vermoedelijk juist met enige nadruk op de kans dat het bescheiden handwerk dra vergeefs zou blijken te zijn, als niet mijn methode werd gehanteerd. Mijn moeder deed het overigens beduidend anders met een enkel draadje, los en bijna achteloos.

Pas decennia na dato -zo dikwijls zet ik nou ook weer niet een knoop aan- begrijp ik dat de katrol niet vergeefs is uitgevonden, en dat een tien of twintig maal doorgestoken en rondgewonden draad slechts met mondjesmaat tot schuiven is te bewegen. Waarmee op slag mijn miniatuur platte knoopje niet alleen overbodig blijkt te zijn, maar tot overmaat van ramp juist sneller tot het verlies van de knoop zal leiden, want denkt u zich eens in. Al die draden van die onwrikbaar vastgenaaide knoop slijten op steeds dezelfde plaats, terwijl het langzaam lossend garen van moeders gemakzucht steeds ergens anders de scherpe kanten van de gaatjes in de knoop ontmoet, en heel misschien de knoop iets losser gaat zitten, -maar beduidend langer op zijn plaats blijft.

U vraagt zich vertwijfeld af of ik niets beters heb te doen? Het zijn juist de kleine dingen die het fundament van uw diepere denken vormen, daarvoor is het nooit te laat, en reken maar dat God ook met een vlieg begon. Daarom spaar ik hem nog even.

BACK