Doelwit |
Ik heb weer eens verkeerd, nee, eigenlijk bijna verkeerd, gehandeld. Het is pas januari. De zon heeft wel geschenen, maar nu moet het optimisme het weer van de eigen inventiviteit hebben. Er loopt een mij bekende persoon binnen. Hij kijkt zonnig en heeft een doos onder zijn arm en ik weet dat daar stroopwafels voor een goed doel in zitten -hetgeen misschien zijn slechte gebit verklaart. Ik gebaar vermoeid, na twee woorden van zijn vrolijk gemutste inleiding, dat geen enkele uitleg aan mij is besteed, en wijs hem bot de deur. Dat komt hard aan. Ik had natuurlijk kunnen toelichten dat hij onderhand toch wel moet weten dat ik niet geloof in zijn missie, maar mijn lichaamstaal zegt krijg het heen en weer, en ik wijs inderdaad apocalyptisch naar de deur. Hij keert zich om en smijt die met geweld achter zich dicht. Ik denk weer min of meer krijg het heen en weer, en ik ren de trap af en storm de deur uit. Zelfs toen dacht ik al, stel nou dat hij zich niet laat overdonderen, wat dan, ja wat dan. Hij deed het niet, zette het eerst op een lopen, maar moet al meteen hebben ingezien dat mijn atletische vermogens niet onderschat mogen worden, en keerde zich om, de doos met koeken tegen het vege lijf klemmend. Hij was godbetert verstandig, protesteerde, maar verontschuldigde zich tegelijkertijd voor de krachtige deursluiting -misschien iets voor het religieuze segment van de 24-uurs-economie, want wat moet men daar nou met een dagsluiting- dus toen stond ik voor het blok: wordt het klap tegen kaak, of de koeken over straat? Maar geen van beide stond mij aan, noch heb ik ooit gedaan. Ik geloof dat hij probeerde een discussie aan te gaan over wie was begonnen, maar als in een impuls deed ik zoals met de duiven als die mij in mijn ochtendslaap storen, en ik zwaaide wat met mijn arm en keek dreigend uit mijn ogen, en weer sloeg het quasi-goede-doel op de vlucht. En eindelijk mocht ik verstandig worden. Ik hoefde niet te slaan, ik zei nog hoepel op en liet hem gaan. |