BACK

Weekly Residuum 14- september 2000 B
© foto en tekst Koen Nieuwendijk



Zouden verstoten podiumkunstenaars in Amsterdam zo proberen in weer en wind hun brood te verdienen?

De Staatssecretaris van Cultuur en zo heeft na wikken en wegen besloten sommige orkesten en toneelgezelschappen en literaire tijdschriften en nog meer specifieke culturele inspanningen te beknotten. Hij doet dat niet letterlijk, hij zou niet durven, maar omdat het volstrekt gewoon is dat culturele activiteiten worden opgehangen aan overheidsgeld (weet u dat dit maar zeer ten dele waar is, er bestaat een omvangrijk circuit van amateuristische activiteiten, waarbij ruimschoots meer mensen zijn betrokken dan bij wat van overheidswege geboekstaafd staat, maar ik doe hier nu even of ik daar niets vanaf weet) en dat de betrokkenen daarmee op voorhand hun zelfstandigheid uit handen geven, bereikt hij met een nulletje minder wel degelijk zijn doel. Waarom zij die beknot worden het heerlijk vinden zich in een situatie te laveren die hen afhankelijk maakt van de ondergeschikten van de staatssescretaris, heeft onder meer te maken met het feit dat het, in de wereld van de beeldende kunst althans, cultureel niet correct is als je iets doet dat de burger op prijs stelt, maar dat is een ander onderwerp.

Als ik staatssecretaris was (wat naar ik hoop nooit gebeurt), zou ik toch grote moeite hebben met het idee dat je bestaande situaties nooit mag veranderen. Het is natuurlijk waar dat je een instortend gebouw, dat op de monumentenlijst staat, in de stutten zet, todat het euvel verholpen is. En meestal is dan iedereen blij. Maar toch -ik zit nog steeds op de stoel van de staatssecretaris- ik ben natuurlijk niet verantwoordelijk voor wat mijn opvolger doet, die namelijk wel eens kan vinden dat er niets gewijzigd en vernieuwd mag worden, hetgeen mijn beslissing meer bestaansrecht geeft, zeker in het geval dat ik mij afvraag of het überhaupt mogelijk is een bestaansvorm ten eeuwige dage te laten duren, los van de wenselijkheid. Hoewel tegelijkertijd de onthutsende gedachte zich aan mij opdringt dat uiteindelijk alles toch verandert, ook als je dat niet bewust nastreeft. Dus hoe dat nou moet.

Maar hier moet ik even tussenbeide komen in mijn hoedanigheid van privépersoon. Ik denk dus dat het allemaal een kwestie van geld is. Afgezien van het vermogen om betrokkenheid vorm te geven -dat is namelijk een talent apart- kan ik niet anders constateren dan dat elke beslissing een echte rechtvaardiging ontbeert, maar dat men niettemin moet wensen dat er een mechanisme beschikbaar is waarmee de zaken in beweging blijven -dat blijkt toch wel degelijk een breed levende wens, of heb ik het mis?- en dat de werking van dat mechanisme een schep geld kost, waarmee onder andere de betrokkenen, die zich al dan niet vrijwillig opofferen voor de gewenste dynamiek, schadeloos gesteld worden, of nee, dit moet positiever, gehonoreerd worden voor hun taak in dit geheel. Er valt namelijk niks te vernieuwen als er niets ouds is dat je aan de dijk kunt zetten. Nogmaals, als iedereen dat wil, prachtig, maar honoreer dan wel de medemens die dit allemaal mogelijk maakt.

En zo zou ik de Staatssecretaris willen aanreiken dat, hoewel ik niet voor subsidie ben, er niet aan valt te ontkomen de maatschappelijke marktwaarde van een ruime sortering van oude vormen van cultureel vertier te erkennen en die als de enige echte aanleiding voor vernieuwingsdrift te koesteren.


BACK