De Kunst van het Zeuren I |
Eigenlijk is dat gezeur over gebakken lucht grote onzin. Is het niet zo dat materie ondergeschikt is aan de geest, geen doel is maar hulpmiddel? En is het niet even vanzelfsprekend dat de geest ook uitstekend voort kan zonder materie, althans zo lang ruimschoots is voorzien in eten, drinken en onderdak? De uitdrukking Gebakken lucht is meestal een demagogisch handvat voor gewenst onbegrip. Die woorden veronderstellen dat het onbegrepene gelijk is aan misbruik en onvermogen. Welke de richting van onze voorkeur ook is, horen wij daar niet boven te staan? |
Stel dat ik onbekend ben met de theorieën over de zwaartekracht. Hoe zou ik
dan eventueel onder woorden brengen wat ik vermoed dat er aan de hand is. Ik
zou allereerst denken aan een kaatsende bal, en daarna aan een vallend ei.
Ik zou vervolgens bedenken dat zwaartekracht voor sommige materialen,
waarvan de eigenschappen inhouden dat zij een frontale confrontatie met een
wederzijdse relatieve snelheid van 1 meter neerwaarts, zonder inmenging van
de dampkring, niet kunnen doorstaan -hetgeen dus leidt tot eenzijdige of
tweezijdige ondergang- een straf is. Bewijs maar eens dat het niet zo is.
Al schavende aan bovenstaande alinea begon ik te begrijpen waarom die gedachte me überhaupt overkwam. Ik had namelijk het plan opgevat om eens te reageren op de perskritieken over de KunstRai. Maar zou ik daar wel aan beginnen, en kon ik wel klaarheid brengen in dit fenomeen. Wie kent niet de interviews van verontwaardigde uitvoerenden of scheppenden, die uiteraard voor driekwart of meer het grootste gelijk van de wereld hebben, maar helaas geen kans zien iets te veranderen aan de in drukinkt vastgelegde verwrongen inzichten van hun reputatieknaagwormen. Slechts een enkeling slaagt erin adequaat wraak te nemen. De rest denkt met mij dat zwijgen de beste oplossing is. Zwijgen. Zwijgen. Er is er maar één in Nederland waar ze bang voor zijn: Freek de Jonge. En misschien een klein beetje voor die dikke spuwer. En maar één waar ze altijd aardig voor zijn: van Kooten. De rest moet niet zeuren, hetgeen bijna synoniem is met wel zwijgen. Het blijft niettemin hoogst merkwaardig dat veel recensenten zich geroepen voelen om het onderwerp van hun kritiek volslagen af te branden, neer te sabelen, te verpletteren, alsof de boosdoener een jaar lang vergenoegd achter zijn toetsenbord of ezel heeft gezeten om de recensent nu eens lekker persoonlijk pootje te lichten met een wanproduct. Zouden die inquisitoren denken dat een schrijver beter gaat schrijven, een schilder beter gaat schilderen, of een toneelspeler beter gaat declameren als zij onder handen worden genomen door een vuurspugende criticus? Ik mag hopen dat die laatste dan roept dat het zijn of haar functie is het publiek voor te lichten, en dat de lezers ervoor betalen om van een deskundige te horen waar ze iets van moeten vinden. Is dat niet de crux van onafhankelijke nieuwsvoorziening, dat de abonnees een krant zoeken waarin het nieuws wordt beschreven op de manier waarop zij het willen? Dus wat zeur ik eigenlijk. Maar je hebt grote kans dat een criticus zich qua instelling meer heeft ontwikkeld als een beeldende kunstenaar, in die zin dat je juist niet doet waarvan je denkt dat het volk het wil. Dat wordt dan lastig, want wat is er tegen in te brengen, behalve dan of de lezer het met deze gemodificeerde vorm van nieuwsvoorziening eens is? Gezien het feit dat deze situatie al decennia bestaat, zou men kunnen concluderen dat de kunstpagina's zo weinig worden gelezen, dat zelfs de allergrootste tegenstand van die lezers maar bitter weinig gewicht in de schaal legt, dus dat het bestaan van de krant niet afhankelijk is van de vorm en de inhoud van dat speciefieke segment. Maar misschien ligt het anders. Ik geef u een voorbeeld. Een alom gewaardeerde stillevenschilder als Henk Helmantel wordt door de kunstredactie van het NRC-Handelsblad met een soort afgrijzen behandeld (*, terwijl adverteerders weten dat hun belangrijkste kopers zijn te vinden onder de lezers van die krant. Dat zijn dus niet zo maar statusabonnees, want zij lezen het culturele katern, anders zouden zij die advertenties niet zien, want zo boeiend is de opmaak van de kwaliteitskrant nou ook weer niet, dat je daar speciaal voor statusverhogende tips doorheen gaat bladeren. Met andere woorden, de liefhebbers van Henk Helmantel begeven zich wel degelijk in het culturele katern, maar worden kennelijk niet beïnvloed door de meningen die daar door de recensenten worden uitgedragen. Zou dat nou een echte Nederlandse symbiose zijn: de lezers lezen gretig, maar reageren averechts? Dus zou het zo mogen zijn dat als de KunstRai wordt afgekraakt in meerdere landelijke dagbladen (met als koploper het Parool "Heel veel rotzooi bij elkaar in de RAI", op de voet gevolgd door de Volkskrant en op afstand door het NRC-Handelsblad), dat dan de door mooi weer en economische crisis afgeleide doelgroep nog net op tijd wakker wordt en boekt voor een retour Europaplein, zodat het uiteindelijk, de veronderstelde malaise in aanmerking genomen, nog best meevalt met de aantallen bezoekers en hun bestedingen? Wat zeur ik dan. |