Roept U Maar |
Als ik zeg dat u verbaasd zult staan over de remmingen waar ik zoal onder lijd, dan bent u het waarschijnlijk ook met mij eens dat het weinig zin heeft u druk te maken over het uitsterven der soorten als u leest dat uw en mijn mond meer dan een miljard melkzuurbacterieën bevatten. Natuurlijk zijn we door internet opnieuw gewend aan het begrip boodschappenmandje, aan virussen eigen schuld dikke bult en het meten met megamaten, maar het lukt het geweten steeds maar niet om de omvang van het onrecht bij te benen, en anderzijds de gêne van het air van de overwinnaar te overwinnen. Dank zij het heilzame effect van deze ontboezeming overwon ik mijn aarzeling en noteerde ik het volgende. Ik las een stukje van mevrouw Montijn in het NRC, eind juni, waarin zij zich vertwijfeld afvroeg waarom er zo weinig reacties kwamen op een flagrante schending van onze rechtsorde. Ja potverdorie, als ik mijn mond had gehouden zou u nu denken "Precies". Maar dat had ìk toevallig al gedacht, dus ik ben aan de beurt. Mag ik u dan vragen of u, als u hoort bij de groep die zojuist neigde tot het roepen van "Precies", misschien al iets ondernomen hebt? Precies, nee natuurlijk. Maar omdat u er intussen onderhuids van bent overtuigd dat er van die overtuiging op de een of andere manier wel iets zal overkomen, hebt u het gevoel dat u wel degelijk hebt bijgedragen aan het een of ander. En dat is natuurlijk ook zo. Afgezien nog dat een proces zelden bestaat uit alleen het euforische hoogtepunt, want er is altijd een aanloop die geduld en uithoudingsvermogen vergt, die de optie van martelaarschap en miskenning in zich bergt, waarzonder de overwinning of het gelijk niet smaakt. Na deze inleiding kan ik me eindelijk in gemoede afvragen waarom een collega, die het tot de viering van zijn dertigjarig bestaan heeft geschopt, door de Mondriaanstichting is uitgesloten van de kunstkoopregeling. De bewuste galerie heeft nooit behoord tot het elitecorps van de vernieuwing, maar kon ook nooit het imago van pannekoekenhuizenkunst worden aangewreven, daargelaten dat mijn dochter en ik van pannekoeken houden. Het doet er verder ook volstrekt niet toe of ik de bewuste collega waardeer, want de crux van de toepassing van principes is juist dat je afstand neemt van je subjectieve voorkeur. Het doet er evenmin toe of ik de bewuste collega mag, integendeel, mijn woorden boeten aan overtuigingskracht in naarmate ik hem aardiger vind. Waarna de ademstokkende bevinding overblijft dat een stichting, die de taak heeft toebedeeld gekregen overheidsgelden onder beroepsmatig bij cultuur betrokken burgers te verdelen, in staat is daarbij buitenmaatschappelijke normen toe te passen. Ik wilde ook zeggen formuleren, maar dat is in deze contreien ook na de opheffing van de Raad voor de Kunst een utopie gebleven. Om in stijl te blijven, net als mevrouw Montijn vraag ik mij vertwijfeld af hoe het komt dat ik de enige ben die daar iets in het openbaar over zegt. Ik vermoed dat ze bij de Mondriaanstichting hun verdiensten anders turven, maar ze hebben daar ongewild wel bijgedragen aan de devaluatie van het woord collega. Kom jongens en meisjes uit de galeriewereld, waarvoor denken jullie je in het bejaardenhuis op de borst te kunnen kloppen: eerloos zwijgen of schaamteloos krijsen? |