Op Locatie III |
Als het zomer is fiets ik soms over een zandpad. Niet midden in de stad, maar het is minutenwerk. Lang is het pad niet, aan beide zijden blokkeren betonnen heipalen de toegang voor alles wat meer dan twee wielen heeft. Ook rolstoelen. Niemand protesteert, want het is een zandpad. Later heet dat in het Nederlands "overruled". |
Het begint te regenen, met duidelijke druppels. Een vlinder blijft onverstoorbaar rondvliegen. Het heeft mij jaren gekost om in te zien waarom dieren sneller reageren dan mensen, afgezien van verschillen in afmetingen en physiologie. Bij dieren hebben de electrische pulsjes (het blijft een vreemde gewaarwording dat wij niets zien, maar slechts pulsjes decoderen, als ons bewustzijn dat toelaat tenminste) gewoon een kortere weg hebben af te leggen naar het centrale regelorgaan. Daar ben ik jaloers op.
Volgt toch de vraag hoe een kwetsbaar schepsel als een vlinder in staat is door regen te vliegen. Is het juist als ik veronderstel dat een druppel water al gauw zwaarder is dan een vlinder, en als die er onverhoopt door wordt getroffen, dat die dan niet alleen een opdonder krijgt, maar ook nog eens kleddernat wordt en daarmee ernstig in zijn vliegvermogen wordt belemmerd. Die vlinder kan dat kennelijk riskeren. Ik wist al dat diens vliegpatroon wordt ingegeven door veiligheidsoverwegingen, en niet door onhandigheid zoals ik vroeger dacht, en u misschien ook wel. Zou het dus mogelijk zijn de reactiesnelheid van de vlinder te berekenen aan de hand van zijn vermogen om vallende regendruppels te ontwijken, als het tenminste niet al te hard regent? Ik sloeg aan het rekenen. Eerste punt, hoeveel druppels vallen er per armlengte per seconde, met een gemiddelde blote breedte van 8 cm. Dat levert het aantal druppels per vierkante meter op. Vervolgens moet u weten hoe snel een druppel water valt. Vast staat dat wij die kunnen zien, en, mits van voldoende hoogte omlaaggevallen, ook kunnen onderscheppen. Tevens staat vast dat wij een vlinder met de hand niet kunnen vangen, dus die moet aanmerkelijk sneller zijn dan wij. Zeg twee keer zo snel, dan kan die vlinder dus druppels vangen die al de helft dichterbij zijn, al zal de vlinder die vaardigheid aanwenden om die druppel te ontwijken, maar in principe maakt dat niet uit. Naar mijn gevoel behoeft een overtuigende beantwoording van de vraagstelling nog aanvullende onderbouwing. Om terug te komen op de regendruppels, in de zeer gematigde regenbui, waarin ik dit alles mijmerde, telde ik per seconde minder dan een regendruppel. Een minuut waarnemen is al voldoende, dus eigenlijk hoef ik niet meer de vierkante meter-waarde uit te rekenen, want zelfs een amateur voelt al met zijn klompen aan dat die vlinder veel meer kan. Want enerzijds kan onze arm slechts met de grootste moeite in rechte lijn bewegend een enkele druppel ontwijken, laat staan meerdere met grillige bewegingen, en anderzijds kunnen wij met de hand geen vliegende vlinder vangen, want daarvoor hebben we een netje met een stokje eraan nodig, dus die vlinder gaat veel harder. Harder dan omvang van de waterdruppel maal soortelijk gewicht gedeeld door de luchtweerstand maal valafstand. Zeker twee keer zo hard. Al deze factoren optellende concludeer ik dat een vlinder regendruppels gewoon ziet aankomen en daar omheen vliegt. Kon ik dat maar. |