De Kunst van de Reflectie I |
In de etalage van het winkeltje in een zijstraat van een bekende winkelstraat staat een stilleven van een schilder uit Oost-Europa. Het is met aandacht en redelijke vaardigheid geschilderd. Hoewel het me tegenstaat, dwing ik mijzelf aandachtig te kijken. Ik houd mij voor dat er veel mensen rondlopen die dit prachtig vinden. Waarom vind ik niet mooi wat zij wel mooi vinden. Ik ben best in staat om een aantal argumenten op te dissen, maar kan me tegelijk niet losmaken van het gevoel dat ik me als een deskundige gedraag, waarmee ik mij onderwerp aan de dubieuze these dat schoonheid niet openstaat voor hen die niet geleerd hebben het te onderscheiden.
Of erger nog, ik sta daar als iemand die voor eeuwig beter weet wat goed is en wat slecht. Mij bekruipt de onaangename gedachte dat ik me gedraag als een culturele übermensch. Ook hier kan ik niets anders tegen inbrengen dan dat het een kwestie is van normen en waarden, die een individu voorschrijven wat hij moet voelen in welke omstandigheden. Ik vind het bijna een perverse gedachte dat er mensen zouden kunnen bestaan die zoiets opzettelijk doen. Maar evengoed sta ik in eigen persoon voor een etalage mijn eigen superioriteit uit te stralen. Hoe schrijnend dat ik mij op de koop toe ook nog mag rekenen tot de hedendaagse entartete Kunst, in aanmerking genomen dat het officiële circuit naar mij kijkt zoals ik door deze grote glazen ruit naar dit stilleven sta te turen. *) Ik zal mijzelf nog veel moeten uitleggen. *) Formulering gewijzigd op 3-1-2002 |