GRENZEN VAN ILLUSIE
Deze catalogus is verschenen ter gelegenheid van de tentoonstelling van Alex de Vrede, 23 februari t/m 29 maart 2008, en is samengesteld en geschreven door Koen Nieuwendijk. (16 pagina's, 20 afbeeldingen in kleur, ISBN 978 90 70402 228)
Probeert u de stillevens van Alex de Vrede eens te beschrijven. Er is wel zwaartekracht, maar in welke richting. Er is onrust, geluidloos dat wel, die het uiterste eist van het werkvolk onder de stillevenonderwerpen, zoals lege wijnflessen, soms met leesbaar etiket, oliespuitjes, gloeilampen, luciferdoosjes en bruine onvolgroeide uien. Er is soms een explosie van kleur, in symbiose met dwarse lijnen en platte vlakken vol met niets, die weldadig aandoet.
De omslag naar de planeetvormige schilderijen is in visueel opzicht enorm. Voor Alex de Vrede zelf is er nauwelijks verschil met zijn, als je eraan gewend bent, gewone stillevens. In feite is ieder zwevend plateau een planeet, ieder stilleven een zonnestelsel. Of, op kleine schaal, een fles een gebouw, of een kerk. Is niet de vorm van de rand van de emaille kom hetzelfde als die van de baan van een planeet om de zon? En ja dus, op het volgende schilderij is de kom vervangen door een bol, die zweeft in een eigen universumpje. Alsof Alex de Vrede nog niet helemaal zeker is van zijn zaak zit die voorlopig nog aan een touwtje. Nee, er is geen misverstand, het gaat hier over stillevens. Dat illustreert hoe ijl de grens is tussen twee gebieden, hoe snel het een in het andere kan omslaan, net zo vanzelfsprekend als een straal licht van uw zaklantaarn van nul tot 300.000 km per seconde accelereert. Als we er over gaan denken vinden we dat niet meer gewoon, maar hier op aarde is het nooit anders geweest.
Het is beslist niet onopzettelijk dat ik niet inga op het hoe en waarom van een trompe-l'oeil. Eind vorige eeuw was er in Amerika een rage om abstracte verfstreken van een schaduw te voorzien, zodat het leek of de materie boven het doek zweefde. Realisme in zijn puurste en naïefste vorm, als u het mij vraagt. Half New York hing er vol mee. Volgen we de wet van vraag en aanbod, dan moet het de mensen hebben geïntrigeerd. De diepere betekenis van dit schilderkunstig fenomeen is nog nergens in de periferie van de recente kunsthistorie geduid. Ook ìk hou me bij het werk van Alex de Vrede op de vlakte, in rationeel opzicht althans. Ik toon u het resultaat van een buitengewone passie, of het broeikasprobleem daar mee tot staan is gebracht weten we over vijftig jaar, als tenminste niet het sensitieve deel der natie zich in wanhoop in het Hollands Diep heeft gestort omdat sinds kort bekend is dat ons zonnestelsel over drie miljard jaar zal worden opgeslokt door de Andromedanevel. Wat dat betreft lijkt het op wat veel in kunst voorkomt, namelijk dat niet de uitvoering telt, maar het concept, en dat is onverdraaglijk. Wel verbaast het me dat het ontregelende deel van deze trompe-l’oeils nu juist van planetaire aard is. Het kan niet anders, het heelal zit logisch in elkaar en trompe-l’oeils hebben er iets mee te maken.
Al weer enige tijd geleden gaf Alex de Vrede toe dat het hem jaren van innerlijke strijd kostte voordat hij zich overgaf aan de onbedwingbare neiging zijn schilderijen uit te zagen. Zal een kunsthistoricus later misschien zeggen dat de enige echte vernieuwing in het stilleven voor rekening van Alex de Vrede komt, hijzelf ervoer het als een onontkoombare overrompeling. In feite heeft hij er een carrière als operazanger voor laten schieten. Natuurlijk, we willen weten waar De Vrede die fascinatie vandaan heeft. Zijn vader had een houtbedrijf, en maakte in zijn vrije tijd graag speelgoed. Als bron van kennis niet belangrijk, maar toch frappant is het stoeltje, dat vader De Vrede ooit eigenhandig maakte. Voor zoon De Vrede was het behalve het exploiteren van een nostalgisch gevoel de uitdaging zo’n groot ding in het kader van een stilleven als vorm te beheersen. De uitkomst was dat een correcte weergave van het meubel een nogal plomp schilderij opleverde, dus schilderde hij een tweede waarin hij de vorm van de stoel ondergeschikt maakte aan de visuele verhoudingen. En gelooft u mij, als De Vrede een stoel schildert is het meteen ook een soort galactisch stelsel. Alles bijeen genomen is het toch een beetje autobiografisch toveren.
BOUNDARIES OF ILLUSION
This catalogue has been published at the occasion of Alex de Vrede's solo exhibition, February 23 - March 29 2008, and is compiled and written by Koen Nieuwendijk. (16 pages, 20 full colour reproductions, ISBN 978 90 70402 228)
Here’s a challenge for you: see if you can describe Alex de Vrede’s still lifes. There is gravity, but what is its direction? There is disquiet which, silent as it may be, demands the utmost from the hired hands among the still life subjects, such as empty wine bottles (some of them adorned with legible labels), oilers, light bulbs, match boxes and stunted brown onions. Sometimes there is an explosion of colour in symbiosis with transverse lines and flat surfaces brimming with blissful nothingness.
The switch to the planet-shaped paintings is a visually huge one. As far as Alex de Vrede himself is concerned, there is hardly any difference between these and the “regular” still lifes: in a sense each floating plateau constitutes a planet and each still life a solar system, or, on a smaller scale, each bottle is a building, or perhaps a church. Isn’t it true that the shape of the rim of the enamel bowl is identical to that of the orbit of a planet around the sun? And so in the next painting the bowl has been replaced by a sphere that floats within a tiny universe all of its own, attached for the time being to a length of string as if the artist cannot quite rely on his own judgment just yet. No, there is no misunderstanding, this is all about still lifes, as proof of how slim the boundary between two realms can be, of the speed of transmogrification from one thing to another, with the same casualness as a beam of light accelerates from nought to almost two hundred thousand miles per second. It is only when we start considering it that it no longer strikes us as normal, but this is the way it has always been on our planet.
It is anything but accidentally that I am refraining from the hows and whys of a trompe-l’oeil. It was all the rage in the United States at the end of the previous century to add shadows to abstract brushstrokes, to create an impression of substance hovering over canvas – an unprecedentedly pure and naïve form of realism, if you ask me. New York was packed with the stuff. Judging by the good old principle of supply and demand people must have been intrigued, although the deeper meaning of this painting phenomenon is yet to be accounted for in the periphery of recent art history. I too am leaving my options open in a rational sense where Alex de Vrede’s work is concerned. I am showing you the result of an extraordinary passion; whether or not this will succeed in bringing the greenhouse problem to a standstill is something we will find out half a century from now, unless the sensitive section of our glorious nation by then have flung themselves into the Rhine River Delta because it has just been confirmed that our solar system is to be gobbled up by the Andromeda Galaxy three billion years from now. In this respect there is a striking similarity with a popular artistic phenomenon, which is that most intolerably it’s the concept rather than its execution that matters. It does surprise me, though, that it is the unsettling element of these trompe-l’oeils which boasts the planetary make-up. There’s no two ways about it: the universe makes sense and trompe-l’oeils are somehow involved.
It has been a while since Alex de Vrede owned up to having spent many years in inner turmoil before surrendering to the uncontrollable urge to take the saw to his paintings. Where an art historian might some day claim that we owe the one true still life innovation to Alex de Vrede, the artist himself experienced it as an preordained surprise attack, as that for which he effectively sacrificed a career as an opera singer. It is only natural for us to want to find out more about the source of his fascination. Alex de Vrede’s father ran a lumberyard and was a keen toy maker in his spare time. Less than significant as a source of information, yet striking is the chair his father crafted at one time. His son, the artist, in addition to tapping into nostalgia saw it as a challenge to control as a shape such a bulky object within the context of a still life. This resulted in the truthful depiction of the chair yielding a rather awkward painting, and so he created a second painting in which he placed the shape of the chair second to the visual proportions. And believe you me, Alex de Vrede does not paint a chair without creating something of a galactic arrangement. All in all he does to some extent work his autobiographical magic, so to speak.
|
|