BACK      BACK to Publications
EXHIBITION   A DRIANA VAN  ZOEST   2002


Deze catalogus is verschenen ter gelegenheid van de tentoonstelling van Adriana van Zoest, 10 september t/m 8 oktober 2005, en is samengesteld en geschreven door Koen Nieuwendijk. (16 pagina's, 28 afbeeldingen in kleur, ISBN 90 70402 157)


Hoeveel jaar heeft een kunstenaar nodig om zijn of haar draai te vinden? Adriana van Zoest is met haar 39 jaar de jongste van de galerie, maar kijk eens wat zij heeft gedaan om te komen tot waar ze nu toe in staat is. Zij is bovendien opgegroeid in een tijd dat het op academies niet en vogue was -en op een enkele uitzondering na nog steeds is- om traditionele technieken te onderwijzen, dus het willen leren is één ding, het kunnen leren een tweede. Natuurlijk, zonder talent wordt het nooit wat, maar zonder het doorzettingsvermogen van mensen als Adriana van Zoest zou de reputatie van Nederland als bovenmatig getalenteerd schildersland, een opvatting die overal behalve in Nederland als vanzelfsprekend wordt beschouwd, allang verdampt zijn. Voor de goede orde, ik doel dan op een eeuwenlange traditie, waarvan de evolutionaire lijn tot in het heden doorloopt en die zich naast het meer revolutionaire kunstgeweld van de twintigste eeuw staande heeft weten te houden.
Zo kon het gebeuren dat Adriana van Zoest, op haar zeventiende op zoek naar een academie, van haar moeder een cursus in het schilderen van stillevens op een particulier instituut in Uffelte cadeau kreeg. Menig schilder heeft zij in de jaren daarna de oren van het hoofd gevraagd, maar bijna was dat voorbij. Ruim tien jaar geleden balanceerde zij op de rand van de dood. Hoe mooi zou het zijn als je zeker wist dat haar passie voor het schilderen, die zij zelfs op de zwaarste momenten niet verloochende, toen een vederlicht penseel meer dan een kilo woog en zij amper meer, haar het leven redde, maar evengoed overwon zij uiteindelijk de ziekte van Hodgkin.


Waarom wil de geest de rust van een stilleven? Omdat het de toeschouwer de gelegenheid geeft telkens helemaal opnieuw te beginnen met een overzichtelijke rangschikking van die volstrekt chaotische wereld. Omdat, als het meezit, diezelfde toeschouwer in de loop der jaren ontdekt dat de ware magie niet in vorm en herkenning schuilt, maar in het spel van licht en donker, van onpeilbare diepte.
Waarom zijn er zoveel schilders die in het stilleven hun levensvervulling vinden? Omdat zij hebben ontdekt dat harmonie ontstaat in een spanningsveld van chaos en overzichtelijkheid, omdat zij hebben ervaren dat voor het bereiken hiervan geen tierelantijnen nodig zijn. Integendeel, als het licht eenmaal heeft geleerd dat het in staat is bijna zonder voorwerp de toeschouwer te betoveren, dan is het tenslotte de schilder die met zijn penselen de juiste dosering aangeeft.
Of de behoeften en de beleving van kunstenaar en toeschouwer hetzelfde zijn? De vraag is natuurlijk te eenvoudig. Al kan ieder zich de uiterste concentratie van het schilderen voorstellen, er gebeurt veel meer dan dat. Gelooft u mij als ik u zeg dat op andere momenten Adriana dansend van enthousiasme achter haar ezel staat, als de materie zich laat dwingen door haar idee, haar wil, haar verbeeldingskracht? Als het licht dat te voorschijn komt haar eigen hart sneller doet kloppen, alsof het paneel heimelijk besloten heeft dat het tijd is weer een geheim prijs te geven? Nee, alleen maar kijken is niet hetzelfde, maar als u het ziet bent u toch een ingewijde, want reken maar dat het niet iedereen is gegeven de subtiele krachten van een stilleven als loutering te ervaren.


Globaal gezien is het niet zo moeilijk aan te geven hoe het stilleven in de loop der eeuwen is geëvolueerd. Haal u de volle stillevens uit de zeventiende eeuw voor de geest, en spring plompverloren terug naar het heden van deze catalogus. Van overvol naar steeds leger luidt de conclusie. Weer terug naar vroeger eeuwen, en u ziet dat de meeste stillevens mooie vruchten en voorwerpen als onderwerp hebben, vol rijkgeschakeerde en gedrapeerde luxe zijn. Kom daar in het heden eens om. Als ik aanroer dat die zeventiende-eeuwers uitblonken in kleine details als druppels en vliegen, glimlichtjes en zijdeglans, zult u zeggen dat de sensatiewaarde daarvan nog steeds van kracht is. Dat is waar, maar zo eenvoudig liggen de zaken nu eenmaal zelden, al was het maar omdat een leger navolgers zich van welke evolutionaire lijn dan ook weinig aantrekt. En ook omdat het nog knap lastig is met minimale middelen de toeschouwer ademloos te krijgen. Maar toch, van praal naar eenvoud.
Er is tenslotte nog een derde vorm van evolutie, die tevens voor de stillevenschilders de hoogste moeilijkheidsgraad inhoudt: een verschuiving van de nadruk op voorwerpen naar de dominantie van licht en ruimte. Al deze elementen kunt u duidelijk herkennen in de stillevens van Adriana van Zoest. Kijk naar die minuscule sneeuwbesjes in dat ruime blanke stilleven, zie hoe afhangende stukken textiel de rol spelen van zowel vlak als voorwerp, waarmee ruimte en licht de kans krijgen tot betovering te transformeren. De bescheiden esthetiek van de meeste voorwerpen geeft aan dat hun rol dienend is geworden, wel onmisbaar, maar geen hoofdzaak meer. Hetgeen betekent dat mijn eeuwige zoektocht naar adembenemende schoonheid zijn apotheose vindt in picturale waarden die zo'n makkelijk te duiden begrip als figuratie tot bijzaak maken. Als dat geen evolutie is dan weet ik het niet meer. Maar gelukkig, ik kan u geruststellen, elk schilderij van Adriana van Zoest is opgebouwd rond een specifiek voorwerp, dat zij met dezelfde gevoelsintensiteit als bij het schilderen zelf ergens uit die chaotische wereld heeft geplukt. Vanuit die chaos ontstaat telkens, in subtiele balans tussen oude en nieuwe waarden en op het scherp van de snede van zowel persoonlijke emotie als universele schoonheid dat ene kleine stapje dat iets toevoegt aan de steeds weer doorgetrokken lijn die evolutie heet.




This catalogue has been published at the occasion of Adriana van Zoest's solo exhibition, September 10 - 8 October 2005, and is compiled and written by Koen Nieuwendijk. (16 pages, 28 full colour reproductions, ISBN 90 70402 157)


How many years does it take an artist to find their niche? Although Adriana van Zoest's 39 years make her the youngest of the gallery's artists, what she has done to achieve her current level of expertise is nothing short of amazing. She moreover grew up at a time when it was not de rigueur at art college - and barring the odd exception, continues not to be today - to teach traditional techniques. Being eager to learn is one thing, having the opportunity quite another. Without talent it will, of course, never amount to anything much, but if it weren't for the perseverance of people such as Adriana van Zoest, the reputation of the Netherlands as an outstandingly talented country of painters - a view held all over the world except in the Netherlands itself - would long have faded away. What I am referring to, of course, is the age-old tradition the evolutionary line of which has continued unbroken to this very day, and which has endured alongside the more revolutionary artistic force of the 20th century.
And so it came to pass that Adriana van Zoest, wanting to go to art college at age 17, was treated by her mother to a still-life painting course at a private institute. In the ensuing years she pumped many a painter for information, but it had nearly been to no avail when ten years ago she was hovering on the brink of death. Wouldn't it be glorious to know for sure that it was her passion for painting that saved her life - a passion which even in her darkest hour, when the skimpiest of brushes weighed over two pounds and she herself weighed little more, she never forsook? Be this as it may, she eventually beat Hodgkin's Disease.


Why is it that the spirit is drawn to the tranquillity of a still-life? Because it enables the observer to start from scratch, over and over again, with an orderly classification of what is essentially a world that makes no sense at all. Because with a bit of luck that same observer will discover over the years that true magic is not found in form and recognition, but in the interaction between light and dark, in the action of unfathomable depth. How come so many painters find their life fulfilment in the still-life? Because they have come to appreciate that harmony is created on the interface of chaos and order, because they have experienced that attaining this requires no frills. On the contrary: once the light has made it clear that it is able virtually unaided by objects to cast its spell on the observer, eventually it is the painter who with his brushes specifies the prescribed quantity.
Are the needs and the perception of the artist and the observer identical? The question is clearly an oversimplification. Even though anyone can imagine the utmost concentration of painting, that is not nearly all that is happening. Would you believe me if I told you that there are other moments when Adriana is jumping up and down with enthusiasm behind her easel when the subject matter allows itself to be moulded by her idea, her will, her imagination? When the light that surfaces makes her own heart beat faster, as if the board had secretly decided that the time had come to relinquish a further secret? No, it isn't the same if you are just looking at it, but when you are, all the same you are an insider, for I can promise you that not nearly everyone has it in them to yield to the subtle forces of a still-life as a cathartic experience.


Generally speaking it's not so difficult to outline the evolution of the still-life over the centuries: all you need to do is picture the abundant still-lifes of the 17th century and abruptly switch back to the present day as per this catalogue. From packed to increasingly sparse, is the conclusion. Cast your mind back to the days of old and you will notice that the majority of still-lifes revolved around exquisite fruits and objects, and were full of opulence and swathed luxury - hardly the sort of thing you're likely to encounter these days. If I were to suggest that those 17th century painters were masters at minute details, such as droplets and flies, shiny specks of light and silky gloss, your come-back would be that the sensational value of these things continues to hold good today. Of course you'd be quite right, and yet things are hardly quite so straightforward, if only because of the fact that the band of followers don't care about evolutionary lines, and because it is no mean feat to render the viewer breathless when you have such minimal resources at your disposal. Even so the trend has been one from opulence to simplicity.
Finally, there is a third evolutionary form, and one which for still-life painters implies the highest degree of complexity: the shift from a focus on objects to the supremacy of light and space. All these elements are clearly recognisable in the still-lifes of Adriana van Zoest. Look at her minuscule snowberries in the spacious pale still-life, see how drooping pieces of fabric act as plane and object at the same time, enabling space and light to transform into enchantment. The modest aesthetics of most of the objects hint at their having become subservient, no longer critical though still essential. Which implies that my never-ending quest for overwhelming magnificence finds its grand finale in pictorial values that make such an easily definable concept as figuration an irrelevance. If that's not evolution, I don't know what is. It's just as well I can assure you that every single painting by Adriana van Zoest is construed around a particular object which she has plucked from somewhere in this chaotic world with the same emotional intensity as when she is busy painting. From this confusion, subtly poised between old and new values, at the knife's edge of personal emotion and universal beauty, that tiny step is made every time that adds something to the unbroken line we call evolution.
BACK