In Memoriam Theo Voorzaat
Diepbedroefd moet ik u melden dat Theo Voorzaat maandagavond 9 september in zijn woonplaats is overleden. Hij werd 86 jaar. Voorjaar 1972 wandelde Voorzaat de galerie binnen, destijds nog gevestigd aan de Vijzelgracht in Amsterdam. Dat was het begin van een intensieve samenwerking, die zich uiteindelijk over ruim een halve eeuw uitstrekte. Al er één eigenschap is die er, zijn levensloop beschouwende, zo niet uitspringt, dan wel gedrags- en stemmingbepalend voor hem is geweest: onverstoorbaarheid. Onverstoorbaar bouwde hij zijn oeuvre op, niet gehinderd door de kunstwereld die met scheve ogen naar zijn rode stippen keek en met troebele ogen naar zijn impact op het maatschappelijk perspectief, dat hij decennia vóór de opkomst van het milieubewustzijn de burger en wie er verder ook maar naar zijn schilderijen beliefde te kijken, aanreikte. Overigens - discrepanties zijn nooit ver weg - hem maakte het niet uit. Zijn demonen dateren van het tweede bombardement van Rotterdam, en later eendrachtig gevoed met zijn inzichten in het bizarre product, vooruitgang geheten, al met al een eufemisme voor geld verdienen zonder geweten, en goed voor talloze slachtoffers. Maar nogmaals, vóór alles ging het hem om zijn plezier in het schilderen, van het eerste potloodstreepje op een niet meer te achterhalen leeftijd als kind, tot aan zijn laatste penseelstreek, vlak voordat hij met sirene en zwaailicht werd afgevoerd naar het ziekenhuis. Ja, dit laatste is meer een metafoor, maar veel scheelde het niet. Theo klaagde nooit, kwam altijd op tijd met zijn schilderijen naar de galerie, maar nam zich ook geen blad voor de mond als ik op de PAN nog aan het sleutelen was aan het licht, terwijl de bezoekers de stand al binnen stroomden. Want licht, dat was een van de dingen waarover we het eens waren. Hij schilderde het, en ik ging over de lampen. En verder, hij was eigenwijs, en ik was eigenwijs, en we kwamen er altijd uit. Theo was in logistiek opzicht de ideale schilder. Wat er in de wereld ook gebeurde, Theo schilderde voort. Zeker weten, beslist geïnspireerd door domme politiek, nog dommer geweld en verder duizendeneen dommigheden en misverstanden, maar zeker weten, nee dat niet, want op vragen van bezoekers wat hij bedoelde antwoordde hij niet, en mijn taak bestond erin teksten te leveren die in het niemandsland tussen geheimtaal en het oplichten van een tipje van de sluier voldoende ruimte lieten voor het zelfvertrouwen van de vorsende bezoekers. Neem die fixatie op ruïnes in zijn schilderijen. Het was beslist niet uit nostalgische overwegingen dat hij die schilderde, het zat veel dieper. Sterker nog, hij had een hekel aan gerestaureerde gebouwen, niet als een soort vreedzame wraak op de veroorzakende verwoesting, maar Theo zag natuurlijk verval in plaats daarvan als een organisch proces, zoals een boeket prachtige bloemen ook in de fase van verwelking en verdorring zijn eigen schoonheid heeft. Ik kan zo’n metamorfose van beweegredenen alleen maar verklaren als een soort vergiffenis, een woord dat, hoewel door mijzelf geschreven, om mij bijna onverklaarbare redenen terugkomt in de ondertitel van de catalogus van zijn laatste, en nu lopende tentoonstelling. Die tekst heb ik hem vooraf laten lezen, ik wilde weten of ik in mijn enthousiasme en mijn betrokkenheid wellicht onzin zat te verkondigen. Het had zijn volledige instemming. Om terug te komen op die demonen. Het staat voor mij na al die jaren vast dat Theo met het schilderen zijn eigen demonen heeft bezworen. Zo’n proces is moeilijk te beschrijven, maar een van zijn recente schilderijen heeft de tornado in Zierikzee als onderwerp. Ongewild, want die dingen gaan meestal echt niet zo bewust zoals ik ze nu keurig op een rijtje opsom, laat Theo met dat schilderij zien hoe zijn herinneringen, zijn angsten, zijn opluchting en wat al niet constant als een wervelstorm door zijn gedachten razen. Nou ja, het razen zal misschien in de loop der jaren wat zijn gekalmeerd, maar het is als dunne blaadjes papier, die bij het eerste windvlaagje alweer door de lucht dwarrelen, en verschrikt terugkijken hoe lang geleden, bij wijze van spreken, een noordooster storm in een ademtocht iemands paraplu binnenstebuiten keerde. Geef toe, kan het vreedzamer? Theo Voorzaat is er niet meer, maar zijn werk wel. Ik voorspel, waar de huidige kunstwereld, die van de correctelingen, die van de brave hendrikken en dirkjes, die zich neerleggen bij de directieven van vorm en inhoud, aanstormend of niet, en verder overigens met respect voor hun beslist beste bedoelingen, waarbij aangetekend dat die in een wereld die worstelt met transitie en bewustwording best gevaarlijk kunnen uitpakken - zijn werk veronachtzaamde, zo niet minachtte, dat er een moment komt dat Theo Voorzaat recht wordt gedaan. Dat kan in ik-hou-van-mijn-klote-Nederland best lang duren, maar het komt ervan. Theo zou zeggen, "het zal wel, het komt wel goed". Koen Nieuwendijk. TOP In Memory of Theo Voorzaat It is with the heaviest of hearts that I have to inform you of the death at the age of 86 of Theo Voorzaat, who in the evening of Monday, the ninth of September passed away in his home town. It was in the spring of 1972 that Theo first called on the gallery, which back then was still located on Vijzelgracht in Amsterdam, as the start of what was to become a close association between us that lasted over half a century. “Equanimity” is a word that springs to mind when reminiscing about Theo, whose actions and temperament were always anchored in nothing if not equability and who imperturbably kept on building on his body of work, unfazed by the art scene, which tended to look askance at his red dots and cast cloudy glances at his impact on the social perspective he held out, decades before the emergence of environmental awareness, to the citizenry and to anyone else whose gaze happened to linger on his paintings. Not that any of it mattered (discrepancies never being far off, after all) to Theo personally, whose demons – having been triggered by the second aerial bombing of Rotterdam, in May 1940 – went on continually to feed his insights into that bizarre product we insist on referring to as “progress”, but which in the final analysis is a mere euphemism for the unscrupulous pursuit of making money, and countless victims while we’re about it. There is no doubt that the quintessence of Theo was the delight he took in the painting process, from his first attempts at drawing in pencil, when he was still in short trousers, to his final brushstroke, just before the ambulance – siren screaming, blue light flashing – whisked him off to the hospital. (Admittedly the ambulance bit is more of a metaphorical embellishment, but it could easily have happened that way.) Theo was never one to complain. He always delivered his paintings to the gallery with ample time to spare. And yet he was far from backward in coming forward when on the premises of the PAN art exhibition in Amsterdam he found me still tinkering away with the lighting while dozens of visitors were already entering the exhibition stand. Light and lighting were things he and I were always in complete agreement about: he painted it, I took care of the illuminative side of things. And although he held strong opinions as much as I did, we never failed to find a happy medium. Theo was the consummate painter in a logistical sense: he never stopped painting, no matter what was happening in the world. While it is most definitely true that he took his inspiration from mindless politics and even more mindless violence, not to mention from a thousand and one stupidities and misunderstandings, certitude was a state of mind he never claimed to possess, consistently declining as he did to answer queries by visitors as to the meaning of his work, which left it to me to produce texts that would allow enough room for the self-assurance of the probing visitors in the no man’s land between cryptography and lifting a corner of the veil. Take Theo’s fixation with structural dereliction, as the overriding theme of so many of his paintings. It was something much more profound than mere nostalgia which made him revisit this theme as frequently as he did. It’s no exaggeration to state that Theo loathed restored buildings, not as some kind of bloodless revenge on the dereliction process itself, but because in his view natural decay represented an organic process, much like the lingering beauty of a bouquet of wilting and withering flowers. The only explanation I can come up with where such a motivational transformation is concerned is to compare it to a kind of mercy, as a word which – although I myself have chosen to use it – for almost inexplicable reasons had already manifested itself in the subtitle of the catalogue of Theo’s current, and final, exhibition. I had shown him the catalogue text in advance, keen as I was to find out whether he felt that my enthusiasm and involvement might perhaps have caused me to go overboard, but Theo wholeheartedly approved. Ah yes, Theo’s demons … I am convinced after all these years that it was Theo’s paintership which provided him with the wherewithal to exorcise his demons. The process all but defies description, but one of his recent paintings features the tornado that wreaked havoc in the city of Zierikzee, in the province of Zeeland, in 2022. Theo in his painting showed quite involuntarily – that sort of thing, after all, rarely happens as purposely as my tidy enumeration suggests – how his memories, his fears, his sense of relief and all the rest of it raced through his thoughts, and even though the speed may over the years may have let up just a bit, it’s much like wispy bits of paper being blown every which way by even the smallest gust of wind, to look back in awe on how long ago it was, so to speak, when a northeasterly gale blew out someone’s umbrella in a single breath. Admit it, could anything be more merciful than that? Theo Voorzaat is no longer among us, but his work is here to stay. Whereas the artistic realm in its current state, whose self-appointed righteousness proponents, those who consider themselves upstanding members of society, kowtow to the directives of form and substance, be they up and coming or otherwise, and with all due respect, I should add, for their undoubtedly admirable intentions, in respect of which I feel compelled to point out that the consequences of such intentions can be dire in a world beset by the challenges of transition and awareness raising, has consistently overlooked Theo’s work to the point of treating it with contempt, I predict that the day will come when Theo Voorzaat will receive the justice he deserves. It may be a while, this being the flaming Netherlands, but the day will eventually come. Or to quote Theo himself: “not to worry, it’ll all come out in the wash”. Koen Nieuwendijk. |
English translation |