BACK



Anneke van Brussel
Interview in Kunst- en Antiekjournaal - november 2005 - door Herman Hoeneveld


     

Ze verliet in 1971 haar kunstopleiding (Koninklijke Academie voor Kunst en Vormgeving, 's Hertogenbosch) met een eervolle vermelding. In hetzelfde afstudeerjaar kreeg ze haar eerste tentoonstelling, in het Noordbrabants Museum. Vanaf dat moment heeft ze geen jaar overgeslagen om te laten zien wat ze kan: heel mooi, heel goed en heel verleidelijk schilderen

Anneke van Brussel (1949, Eindhoven) schildert op een betoverende manier. Toch is het twijfelachtig of je haar werk kan scharen onder één van de vele naam-paraplus, zoals het 'magisch realisme' . Die aanduiding lijkt zo nabij wanneer men woorden als 'betoverend' combineert met haar werkwijze: verfijnd, precies schilderwerk.
...Haar onderwerpen, vlinders, bieten, schelpen, portretten, uien, veren, poppen, honden, eieren of gewoon prullaria wijzen niet op wat men wel 'engagement' noemt, de meeslepende thema's die mens en samenleving raken. Of die over onrecht en woede.
De betrokkenheid van Anneke van Brussel is van geheel andere aard. Noem het 'in zich zelf gericht' , maar dat is verre van afdoende om het ontwapenende van haar schilderijen te typeren. Bovendien zou deze introspectieve definiëring pretenderen dat zij haar ziel en zaligheid in haar werk bloot geeft en je vervolgens zou moeten gaan analyseren wat ze er mee zou bedoelen.

...Koen Nieuwendijk (Galerie Lieve Hemel) vroeg zich in een catalogus bij een tentoonstelling van Anneke van Brussel af:
"Zou Anneke van Brussel, met die poëtische passie voor verzamelingen van voorwerpen, soms streng grangschikt, soms chaotische dooreen gelegd, heel misschien, ergens ver verborgen in haar gedachten, denken dat zij haar wereld kan bezweren door een proces van inventarisatie?"

...Het is fascinerende vraagstelling die terloops, onderhuids als het ware ook ter sprake kwam tijdens een gesprek met haar, afgelopen zomer. In de idyllische omgeving van een ietwat wilde, weelderige tuin op een volkstuincomplex aan de rand van Amsterdam, proberen we te praten over wat je eigenlijk moet zien. Haar schilderijen laten zich niet in woorden vangen; ja, wèl de feitelijke beschrijving, zoals "vierenvijftig schelpen". Nee, er is niet een hetzelfde, ze zijn allemaal anders. Dat is het ! Al die schelpen zijn verschillend: het zijn mini-portretjes. Net als die kwarteleitjes in een bakje, een tiental bijeen. Stuk voor stuk echter getypeerd, elk eitje is uniek.

...Onbewust stuurt de confrontatie met haar werk, mits je er de tijd voor neemt en voor haar verfijnde techniek ontvankelijk bent, af op het nadenken over die uniciteit, dat merkwaardig gevoel van bewondering dat ontstaat voor wat we 'de schepping' noemen. Onbewust, maar is het ook onbedoeld? Wil Anneke van Brussel ons doen beseffen dat sprakeloos je kunt worden als je op haar schilderijen ziet hoe mooi en weergaloos gevarieerd de natuur is, inclusief de mens. Kijk om je heen! Een volkstuin als mini-paradijs. Torretjes, spinnetjes, insecten, pissebedden, vogels.
Zelfs hier in deze enclave waar vrijwel alles in aangelegd en ingebracht door mensenhanden, ben je geneigd je ogen een beetje dicht te knijpen om te ontwaren hoe zíj kijkt en dat weergeeft. Als ze schildert heeft ze maar een hoekje nodig; of in haar volkstuinhuisje buiten of thuis in de stad. Een hoek met een tafel, een ezel, verf en kwasten en een stoel. Een kleine omgeving waarin ze een andere wereld schept. Het wonder van de natuur, of het universum van de schoonheid, mede geïnspireerd door Piero della Francesca of Jan van Kessel.
Als kind, zo herinnert ze zich heel goed, ging ze met haar ouders op vakantie naar Antwerpen, logeren bij een tante "We bezochten vaak musea. M'n vader tilde me op en sjouwde langs al die schilderijen. Dat heeft diepe indruk op me gemaakt. Vóór de kleuterschool wist ik al wat ik wilde: tekenen, schilderen." Ze kreeg een schilderskistje, tekende tijdens vakanties er op los, en had bovendien het geluk van een aardige, stimulerende tekenleraar op de lagere school.
We hebben het onder andere over de ontwikkeling die een schilder doormaakt. De meesten beginnen figuratief en eindigen abstracter. "Ik niet," zegt ze beslist en vrolijk tegelijk, " ik vind vaak dezelfde dingen telkens weer opnieuw mooi. Zoals laatst toen een meisje met een bos radijs uit haar schooltuinje kwam brengen...Ik heb al zo vaak radijzen geschilderd, maar moest ook deze weer schilderen. Ik zie het dan ook meteen al helemaal af, in m'n hoofd. Het moet nog wel geschilderd worden en dat is een soort puzzel."

...Behalve schilderen, wat ze als een soort prettige obsessie beschouwt en behandelt (door er altijd aan toe te geven), is ze bezeten van het schrijven van haar dagboek. Elke avond neemt ze de pen ter hand voor het dagboek, soms ook in de vorm van een brief aan een vriend (Har Sanders: ..."m'n vaste schrijfvriend") waarvan het klad in het dagboek blijft. Ze schrijft met een kroontjespen en Oost-Indische inkt. "Ik doe het iedere avond, zo'n tweehonderd pagina's per jaar bij. Het hoort bij me, als eb en vloed. Jawel...ik kan wel eens een enkele dag zonder schrijven, maar niet zonder schilderen." Maar toch: "De dagboeken zijn mijn levenswerk."

...Ze schildert zelden grote formaten, mede omdat haar werkruimte ("Ik zou best wel een groot atelier willen hebben") in de vorm van dat hoekje, niet uitnodigt om grotere doeken op te zetten. Ze werkt gestaag en geconcentreerd als een middeleeuwse miniatuurschilder, met penseel 0 en acrylverf. Meestal op doek, soms op papier, gelijmd op panelen.

...Olieverf heeft voor haar het nadeel dat je steeds moet wachten tot het droog is. "Ik maak liever af waar ik mee bezig ben." Ooit heeft ze zelf geëtst, ze houdt nog steeds van etsen, maar dan van anderen. En mensen? Ja, portretten a la Piero della Francesca... maar dat zijn eigenlijk toch een soort zelfportretten? "Ja, in zekere zin wel, ik ben altijd wel benieuwd hoe ik er zelf uit zie, bang of opgewekt...Ja, dat hangt wel samen met wat ik m'n dagboek schrijf. Af en toe schilder ik wel m'n lievelingskindjes; kinderen van m'n vriendin en van Koen." De laatste is Koen Nieuwendjjk, die haar in het afstudeerjaar van de academie in 's Hertogenbosch ontdekte en die haar werk sindsdien in zijn galerie heeft opgenomen."Zijn kinderen heb ik vaak geschilderd, maar die hangen bij hem thuis, die gaan niet in de verkoop. De zogenaamde zelfportretten wel."
"Nee, tekenen doe ik niet, ik houd er niet zo van. Bij mij worden tekeningen illustraties, zonder diepgang. Nee, dan zou ik liever etsen, maar ik houd het dus bij schilderen." Ze werkt zelden of nooit in opdracht, behalve wanneer men haar vraagt een poes of een hond te schilderen. "Dat vind ik gewoon erg leuk om te doen." Het beladen woord 'inspiratie' ligt haar niet in de mond. Ze voelt zich naast de al eerder genoemde schilders, verwant met het werk van de graficus Dirk van Gelder (1907-1990) en met de etser Frans Lodewijk Pannekoek. "En Gerard Reve doet mij veel; ik heb hem ook geschilderd."

...De heropleving van de belangstelling voor figuratieve schilderkunst is deel van een golfbeweging. Het realisme is -gelukkig vindt ook zij - weer een beetje 'en vogue', maar van de op- en neergang heeft zij zelf nooit zo veel gemerkt: Galerie Lieve Hemel heeft altijd het figuratieve gebracht. "Nee, ik ben als schilder niet grensverleggend. Ik zoek wat ik zelf ben, en ik ben niet op zoek naar nieuwe dingen. Ik doe wat ik zelf mooi vind. Ik heb bijvoorbeeld een serie over kant gemaakt: handschoentjes, jurkjes, zakdoekjes. Ik schilder alleen wat mij raakt; dat kunnen ook zogenaamde lelijke dingen zijn; gehavende dingen vind ik vaak heel mooi."

...De voorwerpen en de dingen die ze schildert, liggen als ze aan het werk is, op tafel, onder handbereik, in haar gezichtsveld. "Ik zie er iets in van mezelf. Ja, ook een bos radijs...anders zou ik het niet schilderen. Het is, nee, het móét voor mezelf." En dan min of meer gekscherend: "Hier moet een psychiater bij komen! Als ik niet kan schilderen, zou ik in een gesticht zitten."

De warmte van de namiddag inspireert de vogels tot een openluchtconcert van jewelste. Ze overstemmen het gegrom van het verkeer op afstand. Binnen in het hoekje staat een schilderij op stapel: radijsjes, wit met rood en wat zand er aan. Verspreid op tafel ligt van alles en nog wat. Een veer uit een staart van een ekster. "Die heb ik net gevonden, prachtig! Die komt nog wel in een schilderij terecht."

Herman Hoeneveld


TOP