BACK
Galerie Lieve Hemel    Johanna van Oosterhout    Exhibition 2021
Exhibition 3 - 31 October 2021

Van Schelpen en Scherven


Deze catalogus is verschenen ter gelegenheid van de tentoonstelling van Johanna van Oosterhout, 3-31 oktober 2021, en is samengesteld en geschreven door Koen Nieuwendijk. (16 pagina's, 13 afbeeldingen in kleur)


Schelpen vertegenwoordigen min of meer ongemerkt verleden en heden tegelijk. Wat ook komt omdat je van al die schelpen op het strand niet weet hoelang geleden zij nog een dier huisvestten. Maar of daar die hoge aaibaarheidsfactor en die hardnekkige verzameldrift uit voortkomt is ook niet echt duidelijk. Ik heb zelfs het gevoel dat de gemiddelde mens - nee nee, ik weet ook niet wat dat is - bij schelpen eerder aan poëzie dan aan dieren denkt. Of aan schilderijen. Hanneke van Oosterhout plaatst zich met haar keuze van onderwerp in een lange rij van respectabele namen. En weet op een vooral niet sensationele, maar juist bijna verbijsterend gewone manier een rangschikking met een schijnbaar achteloze beweging te positioneren in de krappe en op zich weinig romantische beslotenheid van een kopje. En dan ook al schijnbaar met het gemak waarmee je poffertjes met poedersuiker bestrooit, met het teerste licht op aarde een kleine chaos naar een eenheid begeleidt. Waarom het woord begeleiden. Het is alsof ik de schelpen in de kopjes zichzelf zie rangschikken in de kopjes, voordat ze zich overgeven, maar al te graag, aan de magische metamorfose die het penseel van Van Oosterhout hen oplegt.


Een opmerking van Wijnand Warendorf, een van stillevenschilders in de galerie, is in mijn hoofd blijven hangen. Hij beschreef hoe hij tot wanhoop werd gedreven tijdens het schilderen van “Sterren van de Zee”, door de onvoorstelbare en wiskundig aandoende complexiteit van het patroon van zeesterren, zichtbaar gemaakt door vergroting met een factor vijf. Vanuit de hulpeloze kleinheid van mijn gedachten, maar getriggerd door de totaal andere manier van schilderen door Hanneke van Oosterhout van schelpen en zeesterren, ben ik tot de conclusie gekomen dat alle wiskunde, die door menselijk toedoen is ontraadseld - wat suggereert dat dieren ook iets kunnen ontraadselen, maar of dat zo is kunnen mensen weer niet ontraadselen - uiteindelijk iets is dat al bestaat. Iets staat in principe voor de resultante van andere processen, die essentieel zijn voor het bestaan van het heelal, waartoe die essentie wel ergens in besloten moet liggen, opdat ooit, onder specifieke omstandigheden, in een symbiose van patroon, recept en proces, de optie van herhaling en dus herleving beschikbaar blijft.


Het bedenken van het voorgaande geeft mij rust, al moet ik toegeven dat ik parallel daaraan een plaats probeer te geven aan de totaal verschillende wijzen waarop beide schilders het licht deelgenoot maken van hun raadsels. Ja ja, ook licht laat zich vangen in wiskundige formules, maar hoe dat in verhouding staat tot de gevoelens die dat oproept, is niet duidelijk. Ja ja, ook gevoelens zijn terug te brengen tot elektrochemische activiteit, bij wijze van eenvoudige beschrijving van de werking van de hersenen, maar veel verder dan het meten van pulsjes gaat dat nog niet. Er zijn mensen, en ook wetenschappers, die denken dat wij ooit in staat zullen zijn de mens een op een te reproduceren, als we maar diep genoeg in de details van de processen duiken - processen waarin onder andere de elektrische activiteit van zoiets als synapsen worden uitvergroot tot stappen als het aanzetten van een zaklantaarn. Ik help het hen hopen, maar eerlijk is eerlijk, als het heelal zich gedraagt als een gesloten systeem, waarin ondanks de zwarte gaten niets verloren gaat, ook niet zoiets basaal menselijks als kennis, dat die mensen en die wetenschappers dan zomaar gelijk kunnen hebben, al blijft de oplossing van de vraag naar de herkomst van al die genialiteit - of al dat fundamenteel eenvoudigs, de beperkingen van de menselijke maat even buiten beschouwing latend - onbeantwoord. Maar ik dwaal af.


Op een van de schilderijtjes van Johanna van Oosterhout staat een obligaat gebloemde kom met kersen. De de voet van de kom mist een scherf. Ik denk dat zij het niet erg vindt als ik uit de school klap als ik u voorhoud dat die missende scherf voor haar de hoofdzaak is van het schilderij. Ik heb werkelijk geen flauw idee hoe ik zoiets futiels als die scherf moet rijmen met de hoogdravende woorden, die ik hierboven op u losliet. Wel weet ik zeker dat ik het met haar eens ben. En dat die onverwoordbare boodschap mij trof als een mokerslag, gewoon, door het zien.





On Chips and Shells


This catalogue has been published at the occasion of Johanna van Oosterhout’s solo exhibition, October 3-31, 2021, and is compiled and written by Koen Nieuwendijk. (16 pages, 13 full colour reproductions)


Shells have an obscure-ish way of their own to symbolise the past and the present all at once. Although a contributing factor in this respect would have to be the sheer impossibility of gauging how long ago it must have been when each of the myriad exoskeletons on the beach still housed a living creature of its own, it’s not clear whether it’s this that lies at the heart of the “must touch” quality of shells and the fondness people have for collecting them. In fact I have a hunch that the average person – don’t ask me who or what he or she would be – will associate shells not with members of the animal kingdom but with poetry, or with paintings. Hanneke van Oosterhout through her choice of subject has joined a long list of prestigious names, knowing as she does in a way which is so outrageously commonplace as to be the opposite of sensational to position a particular grouping with a flick of the wrist (or so it seems) within the tight and not particularly romantic confines of a teacup, thus coaxing diminutive disarray into a cohesive whole in a shimmer of the most delicate light on earth, ostensibly with the ease with which one might, say, dust one’s pancakes with powdered sugar. Why “coaxing”? Because it is as if I can see the handfuls of shells themselves settle within their respective teacups before happily surrendering to the magical metamorphosis that flows from Van Oosterhout’s brush.


I will forever remember how Wijnand Warendorf, one of the gallery’s still life painters, once confided in me about his being pushed to the brink of despair while working on his “Starfish” painting by the mind-boggling, near-mathematical complexity of the pattern of starfish that had been rendered visible by enlarging it five times over. It is from the defenceless smallness of my own thinking, yet triggered by the radically different approach to the depiction of shells and starfish that is Hanneke van Oosterhout’s that I have come to the conclusion that any and all things mathematic human interference has helped demystify - which suggests that animals have a similar demystification capability, as much as this is a claim the demystification of which is beyond us humans – has been confirmed as being a pre-existing something, as the combined result of underlying processes that are essential to the very existence of the universe, which makes sense only if we accept that the essentialness itself forms part of something or other, in order – given the right circumstances – for the option of repetition equals revival to remain accessible, in a symbiosis of pattern, formulation and process.


I am experiencing a sense of peace now that I have successfully concluded the above train of thought, and yet I cannot deny in parallel to be searching for a reconciliation of the two painters’ fundamentally different approaches to making the light part and parcel of the conundrums they create. It’s all very well to assert that light too can be captured in mathematical formulas, but how this relates to the emotions it evokes remains unsure. And even though emotions are reducible to electrochemical activity, so far a bit of pulse measurement is about the furthest this insight has got us to. There are people, some of them scientists, who are convinced that mankind will eventually find a way of replicating humans to perfection provided it first probes the depths of the various processes involved, for example by escalating the electrical activity of, say, synapses to steps such as switching on a flashlight. One has to admire their optimism, but let’s be fair: if the universe does indeed act as a closed system within which – black holes or no black holes – nothing, not even something as fundamentally human as know-how, ever goes missing, then these people and these scientists could be proved right, albeit that the answer to the question as to the origin of all this brilliance, or all this fundamental simplicity (disregarding for now the constraints imposed by the human dimension), will forever continue to elude us.


Back to business.
One of Johanna van Oosterhout’s paintings shows a cherry-filled bowl of indifferent floral design with a chipped base. I don’t think the artist will mind my revealing to you that for her it is the chip around which the entire painting revolves. Clueless as I may be when it comes to reconciling something as trifling as the missing fragment with the floridity of my earlier observations, the one thing I am dead certain about is that that I agree with her. Which unphrasable message, just by seeing it, hit me like a sledgehammer.






TOP