Onbekende Pareltjes uit de Zeventiger Jaren Deze kleine tentoonstelling is een bescheiden eerbetoon aan die kunstenaars van de galerie die de voorbije decennia zijn overleden. De schilderijen, de meeste uit de jaren zeventig, zijn niet bewust geselecteerd, maar zijn onder meer afkomstig uit nalatenschappen, men zou kunnen zeggen een collectie met het lot als conservator. Dat heeft onder meer tot gevolg dat zelfs in dit kleine bestek de diversiteit groot is. De vraag werpt zich op of een afstand van bijna veertig jaar groot genoeg is om in deze kleine collectie een ander tijdsbeeld te ervaren. Die vraag kunt u in eerste instantie beter zelf beantwoorden, want mijn oordeel wordt wellicht vertekend omdat deze schilderijen voor mij niet nieuw zijn. Maar toch vallen mij een paar dingen op. In zeven van de tien schilderijen is een duidelijke parallel te zien met wat nu in de fotografie prominent is. Ik doel op de vele vervreemdende portretten van vrouwen en kinderen, geënsceneerde taferelen met raadselachtige inslag, al dan niet blijk gevend van maatschappelijke betrokkenheid, en de confrontatie met zaken als ouderdom en burgerlijkheid. In dit tiental schilderijen komt dit alles aan de orde, maar dan in geschilderde vorm. Let wel, ik doe geen poging om uit te leggen hoe en waarom, ik constateer, en verbaas me. Het tweede deel van deze brochure toont eveneens werken uit de jaren zeventig, maar de schilders van deze schilderijen maken nog het ene prachtige schilderij na het andere. Het feit dat zij nog leven maakt dat u, en ik, anders naar hun werk kijken, oud of niet. Het oeuvre van een overleden schilder is afgesloten. Met enige behoedzaamheid kan men diens collectie categoriseren. Van een schilder die nog leeft en werkt hebben we weliswaar ook een globaal idee van zijn of haar kunnen, maar er komt nog meer, dus het finale oordeel wordt opgeschort. Waaraan ik graag wil toevoegen dat ik niet bedoel dat we moeten wachten met ons uitspreken over hoe goed een kunstenaar is totdat die er niet meer is, want daar lijkt het wel eens op. Top Little Known Treasures from the 1970s This small-scale exhibition is a modest tribute to those of the Gallery’s artists who in the course of the past several decades have passed away. Rather than having been methodically rounded up as a selection, the paintings – most of them dating back to the 1970s – in many instances have resurfaced in the context of the estate of their owner being wound up. This in a manner of speaking has combined them into a collection put together by fate as its curator and as such, one of remarkable diversity despite its unpretentious setting. The question presents itself as to whether a gap of just under 40 years has created enough distance to enable a portrait of a different era being experienced in this slender collection. You would be in a better position to answer this question than I am, as my familiarity with the paintings might cloud my judgement. And yet I cannot help noticing certain things. Seven of the ten paintings show a clear parallel to a prominent feature of contemporary photography: the penchant for alienating portraits of women and children, stage-managed scenes with an enigmatic quality, some of them showing social commitment, and the confrontation with matters such as old age and small-mindedness. All of this is addressed in these ten paintings, albeit in painted form. Far be it from me to explain the hows and what-fors – I merely observe, and I wonder. The second section of this brochure also features works from the 1970s, whose creators, however, are still turning out one wonderful painting after the other. The very circumstance of their still being among us cannot but make you and me take in their work, older as it may be, from a different angle. A deceased painter’s body of work has reached its conclusion, as a collection which could – perhaps reluctantly – be catalogued. The body of work by a living, working painter may have given us a general notion of the artist’s capabilities, but there is still more to come, and so the final judgement remains suspended. With which I certainly don’t mean to suggest that we should keep quiet about how wonderful we think a particular artist is until he or she has died, as popular belief occasionally seems to have it. |
Bernard Brunklaus (1907-1977) is pas op latere leeftijd beroepsmatig gaan schilderen. Ik zag zijn werk voor het eerst op de grote realismetentoonstelling “Realiteitenkabinet” in Arti et Amicitiae in Amsterdam in 1969, een tentoonstelling die toen grote indruk kop me maakte en mede mijn toen nog prille keuze voor het realisme bestendigde. Uit zijn kleine oeuvre zijn ook een paar schilderijen opgenomen in de collecties van Museum Boymans van Beuningen, het Frans Hals Museum, en het Gemeente Museum in Arnhem. Zie ook hier voor meer informatie Dat Nel Maritz (1949- ca 1990) een leerlinge was van Melle is zichtbaar. De vraag of als zij niet vroegtijdig was overleden hier op zou hebben voortgeborduurd zal niet meer beantwoord kunnen worden. Dat lijkt een open deur, maar eigenlijk wil ik hiermee zeggen dat ondanks de invloed van Melle haar schilderijen een duidelijk eigen overtuigingskracht hebben. Hendrick Brandtsoen (1938-2003) past niet helemaal in het genoemde tijdsbestek, want hij kwam pas in 1982 in de galerie. Maar voor het beoogde eerbetoon mag dat geen beletsel zijn. Brandtsoen, een erudiete maatschappij-kritische Vlaming, was naar de normen van de kunstwereld op een ongewone manier tegendraads. Aan vernieuwing had hij geen boodschap, de zeventiende-eeuwers zou hij evenaren! Maar ongemerkt sloop het hedendaagse toch in zijn in aanvankelijk zeer klassieke stillevens. |