Voorgeschiedenis
Een opmerking vooraf.
Schrijven galeriehouders dagelijks op wat hen overkomt, wat hen drijft, wat
zij hopen, wat zij bereiken? Als ze al zouden willen, ze hebben wel wat
anders te doen. Maar alles onthouden lukt natuurlijk evenmin. Een
internetsite zet aan tot zulk soort overwegingen, en het leuke is dat
diezelfde site als een extra geheugen gaat werken: zet er alles op wat je
weet, en wat je later te binnen schiet, dat voeg je er gewoon aan toe. Om te
beginnen volgt hier een beknopt chronologisch overzicht van het reilen en
zeilen van Galerie Lieve Hemel, met het gerustellende vooruitzicht dat
eventuele hiaten in een handomdraai kunnen worden aangevuld.
1968 Op 2 december 1968 opent Galerie Lieve Hemel haar deuren. Koen Nieuwendijk, die zelf Politieke en Sociale Wetenschappen studeert aan de Universiteit van Amsterdam, timmerde op verzoek van zijn eerste echtgenote, Ankie Hagendoorn, een boutique-achtig galerietje, in een piepklein sousterrain in de binnenstad van Amsterdam. Zo laag is het onderkomen, dat daarmee onherroepelijk ook de naam wordt bepaald: "Lieve Hemel, stoot je hoofd niet". (Een woord apart over Ankie Hagendoorn. Vóór haar huwelijk studeerde zij op de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten te Amsterdam. Later ontsproten vele ideeën aan haar ondernemende en creatieve geest. Zij ontwierp onder meer decors en costuums voor een toneelstuk, maakte een serie buitenissige poppen, en schilderde natuurlijk. Een naar later bleek aangeboren psychische afwijking ruïneerde haar leven en leidde indirect tot haar dood. Haar betrokkenheid met beeldende kunst is een belangrijke aanleiding voor het ontstaan van Lieve Hemel geweest.) De collectie is in eerste instantie nogal heterogeen, maar evolueert binnen een jaar in de richting van het hedendaagse realisme. Het begin is er, het werk kan beginnen. Toen al schreef Lambert Tegenbosch, in die tijd kunstrecensent voor de Volkskrant, dat er het een en ander op de collectie viel aan te merken, maar dat het hem toch niet zou verbazen als hier iets substantieels uit zou groeien, of woorden van gelijke strekking. (Als ik de bewuste recensie in de archieven heb teruggevonden, zal ik hier alsnog het letterlijke citaat opnemen.) Hoewel van meet af aan levensvatbaar, gaat het pad aanvankelijk niet over rozen. Nieuwendijk onderbreekt zijn studie, zegt zijn bijbaan als secretaris van een organisatiedeskundige op en vindt een branchvreemd artikel, waarmee het voortbestaan van Galerie Lieve Hemel wordt gewaarborgd. Als verwoed doehetzelver, èn omdat hij zelf in een 17e eeuws huisje vol antieke bouwkundige verrassingen woont, herontdekt hij de antieke plavuis als karakteristieke vloerbedekking. De verkoop van deze plavuizen voorziet tot 1974 in een alternatieve bron van inkomsten. Het eerste contact met de kunstenaar, die het langst aan de galerie is verbonden, wordt gelegd: C.B. Muller.
1971 Het niveau blijft stijgen. De eerste tentoonstelling bestaat uit schilderijen van Johannes Koster, die enkele jaren later zal overlijden en die daarna wordt geëerd met een retrospectieve tentoonstelling in museum Fodor. Verdere opmerkelijke tentoonstellingen zijn onder meer Aarden Realiteiten, de eerste van een reeks van acht onder dezelfde noemer, waarin werk van steeds een nieuwe groep figuratieve keramisten wordt getoond (en waaruit in 1981 de gelijknamige brochure Aarden Realiteiten voortkomt) en schilderijen van Johfra, die overigens later geen plaats krijgt in wat in de loop van de jaren uitgroeit tot het het specifieke Lieve Hemel-territorium. Een van de huidige bekende oudgedienden, Theo Voorzaat, maakt zijn opwachting. Nog steeds blikken liefhebbers en verzamelaars van zijn werk weemoedig terug naar de tijd waarin diens kleine paneeltjes slechts vijfhonderd gulden kostten, maar waarvoor nu een veelvoud moet worden neergeteld. Het leven eist ondertussen zijn tol. Het huwelijk van de galeriehouders loopt al spoedig spaak, en wordt uiteindelijk in 1974 ontbonden. Koen Nieuwendijk zet de galerie, waarvan hij in feite al jaren de drijvende kracht is, alleen voort, en drukt een nog persoonlijker stempel op de collectie, in de richting van een subtiel en sensitief soort realisme. Maar verder gaat het leven. Vermeldenswaard is de inbreng van Yvonne Rost vanaf 1975. Een aanvankelijk zakelijke relatie van bezoekster tot koopster van schilderijen, ontwikkelt zich als een hechte en duurzame: op 22 december 1976 treden galeriehouder en klant in het huwelijk, en de galerie, die versnelt zijn stap in de vaart der volken... (Maar vaart of niet, in 2010 wordt dit huwelijk weer ontbonden.)
1977
1978 Wat weinig voorkomt gebeurt in 1979. Drie realistische galerieën, Mokum, Petit en Lieve Hemel, slaan op initiatief van Dieuwe Bakker de handen ineen en exposeren in 1980 gelijktijdig realistisch werk van Bulgaarse schilders en grafici. In ieder geval in publicitair opzicht een groot succes. Menige kunstenaar van de huidige selecte groep begint omstreeks deze tijd aan een tot op heden toe durend hecht samenwerkingsverband: Ben Snijders, Olav Cleofas van Overbeek, Hendrick Brandtsoen, Alex de Vrede, Karel Sirag, Hans van der Kroef. In 1982 ziet het boekje Theo Voorzaat, Schilderijen het licht, net als alle andere uitgaven in eigen beheer uitgegeven (zie sectie Artists of the Gallery / Theo Voorzaat).
In 1983 volgt het bundeltje Kleine Lettertjes, Grote Bek. Al jaren schrijft
Koen Nieuwendijk korte commentaren op de aankondigingen van de
tentoonstellingen. Vijfendertig daarvan zijn in dit bundeltje bijeen
gebracht. In de nabije toekomst zullen ook deze teksten een plaats op de
site krijgen.
1984 In 1987 verschijnt het kloeke boek Hans Kanters, Schilderijen, maar de samenwerking wordt een paar maanden later abrupt verbroken. Vanaf 1982 vinden met uitbreidingen samenvallende inpandige verbouwingen plaats, totdat in 1992 het hele huis voor galerieactiviteiten kan worden ingezet, tot en met een fotostudio op zolder. In 1989 worden de kleinste schilderijen van de galerie, de miniaturen van Karel Sirag, met de publicatie van het boek De Wereld in de War (onder de inprint van Thomas Rap) extra onder de aandacht gebracht. Het stilleven neemt een prominente plaats in in de collectie van de galerie. Om het belang daarvan te onderstrepen stellen beide galeriehouders een tentoonstelling samen, met de aansprekende titel "Zichtbare Stilte", die bestaat uit een selectie van werken van Ben Snijders, Olav Cleofas van Overbeek, Hendrick Brandtsoen, Anneke van Brussel, Alex de Vrede, René Mikovic en Freddy van Cotthem. Deze tentoonstelling is te zien in Slot Zeist (1990) en het Drents Museum te Assen (1991). Op 18 april 1991 wordt dochter Hannah geboren, tussen de bedrijven door kun je wel zeggen. De inrichting en de opening van de tentoonstelling in Zeist maakt zij mee in de buik van haar moeder, in Assen slaapt zij in haar kinderwagen dwars door het tumult heen. De plaats van de keramiek is intussen geleidelijk ingenomen door een collectie bronzen. Van 1991 tot 1995 zijn er regelmatig tentoonstellingen van bronzen beelden, steeds onder de noemer Beeldschone Bronzen, waaraan onder meer Els van Westerloo (in voorgaande jaren bekend als keramiste), Margot Homan, Willem Lenssinck en Nicolas van Ronkenstein deelnemen. Het bronzen beeld neemt in Nederland inmiddels een grote vlucht, die gepaard gaat met de opkomst van grote buitengalerieën met ruime beeldentuinen. Uit ruimtegebrek, maar ook in het kader van het streven naar exclusiviteit wordt de aandacht verlegd naar andere kunstvormen, zoals onder andere de zilveren objecten van Goudji, waarmee in 1996 voor het eerst contact wordt gelegd. In de loop der jaren heeft menige illustere Nederlander één of meerdere tentoonstellingen in Lieve Hemel geopend: Ramses Shaffy, Berend Boudewijn, Simon Vinkenoog, Henk Hofland, Freek de Jonge, Jos Brink, Henk van Ulsen, Drs. P, Karina Holla, Dorien en Gerrie van der Klei, zowel samen, toen bekend als de Sissies, als apart.
De deelname aan de Dutch Art Fair in 1977 vindt zijn vervolg in vele andere
kunstbeurzen en manifestaties: Na Tokyo valt het definitieve besluit: al dat reizen was geweldig, leverde een schat aan ervaringen en inzichten op, maar voor het thuisfront bleef er steeds maar bar weinig over. Beide galeriehouders besluiten zich daarop te concentreren, en voortaan zijn de allermooiste kunstwerken, waarvan er vele naar New York verdwenen, weer in de galerie en op de PAN en TEFAF-beurzen te zien. Dat komt ook om een andere reden goed uit: op 5 maart 1994 wordt dochter Roosje geboren. Het beleid van de TEFAF verandert na 1994: de hedendaagse kunst wordt vrijwel verbannen, modern-klassieke kunst vervangt wat tot dan toe als een flonkering tussen het plechtstatige antiek figureerde. Deze gevoelige tegenslag wordt nog versterkt door de ontactische en slordige manier waarop de stad Amsterdam al decennia met haar bezoekers omgaat, en als daar nog de dreiging van de metro bijkomt (pal voor de deur van de galerie zou een station komen, waartoe acht jaar lang in een kuil van veertig meter diep gewerkt zou moeten worden), rest nog slechts één op te lossen probleem: waarnaartoe? Het devies luidt: de stad uit, òf er midden in, het wordt het laatste. In juni 1996 valt de beslissing, op 2 november van datzelfde jaar heropent Lieve Hemel haar deuren in de Nieuwe Spiegelstraat 3, en eindelijk, na 400 jaar, is de Spiegelstraat compleet: het Rijksmuseum aan het einde, Lieve Hemel aan het begin. Een van de eerste tentoonstellingen op de nieuwe locatie is die van het werk van de edelsmid Goudji, een geweldige aanwinst. Zijn werk geeft op een niet te verwoorden manier extra cachet aan de kleine overgebleven vaste kern van vijftien exposanten, op basis van persoonlijke voorkeur geselecteerd uit een groep van ongeveer honderd kunstenaars, waarvan in voorgaande jaren werk werd tentoongesteld. 1997 brengt groot verdriet. Oudste dochter Hannah overlijdt op 1 september aan de gevolgen van leukemie. In de jaren 1996 tot 1999 krijgt het werk van Livio de Marchi veel aandacht. Internet gaat een rol spelen. Op 2 juni 1998 opent Hans Duijf (Pasta e Basta) de site met een toespraak en een heildronk. Met de blik naar de toekomst gericht wordt ter gelegenheid van het dertigjarig jubileum, op 2 december 1998, een uitsluitend virtuele tentoonstelling van uit het oog verloren of fysiek niet in de galerie passende kunstwerken (denk aan het door Goudji gemaakte altaar in de Cathedraal van Chartres) samengesteld, die voor altijd op de site te zien zal zijn. Het nieuwe medium internet is niet meer weg te denken. Tussen de bedrijven door, achter de schermen, gebeurt ook het een en ander. Ooit wordt deze korte voorgeschiedenis uitgebreid met een voetnoot, waarin een provisorische en subjectieve beschrijving wordt gegeven van gebeurtenissen, die voor buitenstaanders nauwelijks zichtbaar zijn, maar die niettemin de principiële kant van het kunstleven essentieel beroeren.
|