Steen na steen na steen... Theo Voorzaat 2014 Brick by brick by brick... |
Steen voor steen voor steen Tijd is rekkelijk, tijd is betrekkelijk. Tijd gaat niet snel en niet langzaam, tijd is door de mens in het leven geroepen om greep te krijgen op ondoorgrondelijke processen, wat met onze warrige manier van denken evengoed maar nauwelijks lukt. Tijd is een handige uitvinding, al hebben we de grootste moeite om schalen van tijdsduur, die afwijken van de timing van onze eigen levensloop, onder te brengen in begrippen als kort en lang. Maar er zijn momenten in het menselijk beleven, soms ijselijk en ingrijpend, waarvan juist de korte duur bijdraagt aan het besef van onze nietigheid in de galactische oneindigheid. Schilderen gaat langzaam. Als de dag voorbij is zijn er weer een paar vierkante centimeters voltooid. Het hele schilderij kan een maand kosten, of twee, tot wel meer dan een jaar. Een oeuvre, dat is eigenlijk al niet meer te bevatten. Des te meer zal Theo Voorzaat zich die fractie van een seconde herinneren waarin hij op zijn motor tegen een auto reed en wonder boven wonder alleen zijn rechterpols verbrijzelde. Het ongeluk had een abrupt afbreken van zijn werkzame leven kunnen betekenen, het einde van zijn leven zelfs. Maar kennelijk ging er die fractie van een seconde ook iets goed, want behalve de gecompliceerde breuk van zijn pols had Theo niets, dus met verder leven zat het goed. Maar met het oeuvre? Of Theo het zich meteen realiseerde weet ik niet, maar toen ik van zijn ongeluk hoorde doemde voor mijn geestesoog meteen het schrikbeeld op van een voortaan onbruikbare rechterhand. We zijn nu een half jaar verder en met een zucht van verlichting kan ik constateren dat Theo nog kan schilderen, wil schilderen, want ondanks de nog lang niet genezen gecompliceerde breuk en de daarmee gepaard gaande pijn heeft Theo het schilderen voorzichtig hervat. Toen ik dit schreef was nog niet zeker of het schilderij, waaraan hij vóór de aanrijding was begonnen, en dat hij daarna in zijn revalidatie betrok, ook deel zou uitmaken van de tentoonstelling. Dat blijkt tot mijn verrassing (en opluchting) het geval. Ik denk dat voor Theo de tijd in de maanden na de aanrijding tergend langzaam ging, bezwangerd van onzekerheid of hij ooit nog wel een penseelstreek zou kunnen zetten. Waarmee op wrange wijze nog eens wordt onderstreept dat besef van tijd een subjectieve aangelegenheid is, want het zal u weinig moeite kosten te beseffen dat het najaar - vol tentoonstellingen en als klap op de vuurpijl de PAN, waar onder andere ook een schilderijtje van zijn hand, genaamd "In Hoger Sferen" werd verkocht - voor mij sneller omvloog dan ooit. In de thema's, die Voorzaat in zijn schilderijen aanroert, speelt tijd, in de zin van tijdgeest en toekomst, een merkwaardige rol. Voorzaat heeft gekozen voor een abrupte overgang van een uiteenvallend verleden naar een rudimentaire weergave van een niet gewenste toekomst. Wat daartussen zit - het heden - komt weinig voor in zijn schilderijen. Maar effect heeft dat wel. Het oude wordt zo onvermijdelijk geromantiseerd, en daarmee onbereikbaar, en het moderne schrikbeeld van grijze anonieme kolossen, hoe dreigend ook, krijgt niet de ruimte om onomkeerbaar te domineren. In feite is dat weer een andere concretisering van het begrip tijd. Waar op deze versymboliseerde tijdschaal is het heden? Wat Voorzaat eigenlijk onophoudelijk schildert is dat de mens zelf niet weet waar hij staat. Hij weet hoe het was, hij weet hoe hij het niet wil hebben, maar dan? Voorzaat laat ons schijnbaar aan ons lot over door zich naar hartelust te vermeien met restanten van verouderingsprocessen, culminerend in de schoonheid van oude muren, bladderend en brokkelend, uitgebeten door de elementen, groen uitgeslagen door algen, verschijnselen die weliswaar onderdeel zijn van een tijdsverloop, maar tegelijk de indruk wekken, na jaren van verandering, van een bereikte status quo, wat het uiteindelijk, door het schilderen, wel is geworden. Dat doet Voorzaat dus ook: hij zet de tijd soms stil. Maar in de penseelstreken van Voorzaat zit meer verborgen. Juist door de tomeloze digitale ontwikkelingen loopt de mens tegen de grens op van wat hij verstandelijk en emotioneel kan verwerken. De mogelijkheden en de perspectieven worden zo oneindig, dat ingrijpen een illusie wordt. De bakstenen van de ruïnes illustreren de menselijke maat, asfalt en beton zijn de trawanten van het digitale. Bakstenen zijn te grijpen, laten zich stapelen, leggen, herschikken, tellen. Natuurlijk zijn er ook mensen die, worden zij niet tegengehouden, doorgaan tot de hele wereld met klinkers is bedekt, of die stapelen tot hoog in de wolken, maar dat proces bevatten we en we kunnen desnoods ingrijpen. Anderszijds zijn de ongrijpbare alternatieven al deels werkelijkheid geworden. Over zelfsturende auto's wordt momenteel nog gedacht in termen als het summum van veiligheid, maar wat te denken van volledig geautomatiseerde asfaltmachines, die zonder enige menselijke aanwezigheid hun taak uitvoeren, wegen aanleggen, zonder dat is te achterhalen op welk plan de aanleg is gebaseerd, noch waar de weg zal eindigen. Passanten zullen het nauwelijks opmerken als dezelfde reusachtige robotmachines op een onbewaakt moment overgaan tot het optrekken van een kantoortoren, en nog een en nog een.. De keuze om stenen hier als metafoor op te voeren laat onverlet dat Voorzaat middels zijn penseel aan van alles een symbolische lading kan geven. De serie "No Return" telt minstens twintig schilderijen, waarin een doorgaans wrak scheepje de prooi is van woeste golven. Met hoeveel watervallen verzinnebeeldde hij niet de aanstaande fatale afloop van wie of wat erdoor werd meegesleurd. Nog verder gaat Voorzaat als hij zichzelf plaatst in netelige situaties, of zich van grote hoogte naar beneden tuimelend op zijn panelen vereeuwigt, bij wijze van bezwering dat het met zijn profetieën wel zal meevallen, door niet zijn medemens, maar zichzelf als slachtoffer te schilderen. Als u zich ooit afvraagt wat hij allemaal denkt tijdens het schilderen, dan moet daar behalve boodschappenlijstjes ook een visualisering van zo'n val tussen zitten, en dat kan haast niet anders dan eng zijn. Hoeveel plezier Voorzaat ook heeft in het schilderen, uiteindelijk is hij ook bereid zich in het belang van zijn medemens - zij het symbolisch - op te offeren. Brick by brick by brick Time is flexible. Time is relative. Time goes by neither quickly nor slowly. Time is a man-made concept whose creation has been prompted by the human urge to control unfathomable processes, much as our disorganised way of thinking tends to get considerably in the way of our actually succeeding. As nifty an invention as time may be, it doesn’t make it any easier for us to classify time scales that are different from the timing of our own course of life into categories such as “short” and “long”. And yet moments occur – some of them ghastly and sweeping – over the course of human experience whose very fleetingness contributes to the awareness of just how insignificant we are against the backdrop of galactic infinity. Painting is a slow-moving discipline. The day draws to a close and another square inch or so has been completed, with the creation of the whole painting taking up to a month, a couple of months, perhaps even as long as a year. An entire oeuvre by comparison all but defies imagination. All the more reason for Theo Voorzaat to remember the split second it took him to crash his motorcycle into a car … and miraculously escape with just a shattered right wrist. The accident could have put an immediate stop to his professional life, or even to his life as such, but something must have gone right during that fateful split second, for Theo, life intact, walked away with nothing worse than a complicated wrist fracture. As for Theo’s oeuvre, I’m not sure whether or not he himself was immediately aware of what had come to pass, but when news about his accident reached me, all I could see in my mind’s eye was the spectre of a permanently unusable right hand. Six months have passed since the accident and it is with a sigh of relief that I have established that Theo is still able to paint, and is keen to paint: notwithstanding the fact that his wrist will take considerably more time properly to heal and causes him quite a bit of discomfort, he has gingerly resumed painting. At the time I was writing this I had no way of knowing whether it would be possible to include the painting Theo had been working on just before he had his accident, and which he subsequently included in his rehabilitation, in the exhibition. It has since come as a delightful surprise to me that he has actually pulled it off. Time must have moved painfully slowly for him those first few months after the accident as he was fretting whether or not he’d ever be able to apply another brush stroke. Which ironically serves to underline how subjective the notion of time is, as you’ll readily be able to understand that the autumn, chock-a-block as it was with exhibitions culminating in the PAN Art Fair, at which a small painting by Theo entitled “Up High” was among the works that were sold, for me personally went by more quickly than ever. The themes which Theo Voorzaat touches upon in his works involve time – as in zeitgeist and future – making a peculiar contribution. The artist has opted in favour of an abrupt transition from a disintegrating past to a rudimentary depiction of an unwelcome future. His paintings hardly if at all dwell on what sits in between: the present. The efficacy of his approach is considerable, as it results in the old inevitably being romanticised and ending up out of reach whereas the contemporary spectre of drab and nameless behemoths, daunting as it is, is not given enough of a free reign irrevocably to dominate. This is in fact yet another realisation of time as a concept. Where in this symbolised time scale is the present to be found? In a way Theo Voorzaat in his paintings continually shows us that people themselves are clueless as to where they stand. We know what things used to be like and how we’d like things not to be, but where do we go from here? Theo Voorzaat seemingly leaves us to stew in our own juice by amusing himself to his heart’s content with remnants of ageing processes culminating in the beauty of ancient walls, peeling and crumbling, eroded away by the elements and covered in green mildew, as observable facts which, associated as they are with an interval of time, at the same time are suggestive of a particular status quo having been reached in the wake of years of change, as something which the process of painting has ended up achieving. Which is another thing the artist does, in that he intermittently freezes time. And yet there is more to Theo Voorzaat’s brush strokes. The unbridled digital developments are causing man to exhaust his processing capabilities both intellectually and emotionally. Opportunities and perspectives are so boundlessly expanding as to render intervention illusory. The brickwork of the ruins bears testimony to the human dimension whereas bitumen and concrete are the henchmen of all that is digital. Bricks are tangible, stackable, layable, relayable and countable. There will always be people who have to be restrained in order for them not to brick over the entire world or pile their bricks into stacks as tall as the highest clouds, but that is a graspable process for us in which we can intervene where such is called for. Then again the elusive alternatives to some extent have already become part of everyday life. The driverless car may still be regarded as the safest possible solution, but how about fully automated asphalt pavers that do their job of road building without any human involvement whatsoever and without revealing the merest clue as to the underlying construction blueprint or to where the road will lead? It would hardly be noticed by passers-by if the same robotic behemoths in an unguarded moment were to switch over to building an office tower block followed by another, and another, and so on … The choice in favour of introducing bricks as a metaphor does nothing to detract from Theo Voorzaat’s ability to use his brush to add a symbolic charge to all kinds of things, as illustrated by his “No Return” series comprising 20-plus paintings each portraying a usually decrepit little boat being attacked by ferocious waves, or by his many waterfalls depicting the impending doom awaiting whoever or whatever is being swept away. He goes even further where he places himself in thorny situations or depicts himself falling from great heights, as an incantation of sorts ensuring that his prophecies will work out now that the artist has depicted himself rather than his fellow men as the victim. If you have ever wondered what goes through Theo Voorzaat’s mind while he is busy painting, his thoughts in addition to compiling grocery lists are bound from time to time to wander off into a visualisation of a dramatic tumble, which can hardly be anything but a bloodcurdling experience. Much as Theo Voorzaat relishes painting, when push comes to shove he will always be prepared to sacrifice himself – albeit symbolically only – for the benefit of his fellow men. |