De Baksteen is dood Theo Voorzaat 2016 Long live the brick |
De Baksteen is dood... Leve de Baksteen Al decennia voert Theo Voorzaat ons een wonderlijke wereld van bakstenen en ruďnes binnen. Als ik zijn motieven probeer te duiden, vraag ik me niet zelden af of Voorzaat zichzelf als een profeet ziet - wat ik niet denk. Denk ik er langer over na, dan komt doorgaans bovendrijven dat hij als kind het bombardement in Rotterdam heeft meegemaakt. Zoiets tekent een mens: de psycholoog in ons vertaalt dat dan meteen in verwerkingsprocessen. Daar zal beslist iets van waar zijn, maar dat verdringt andere denkprocessen en associaties naar de achtergrond. Elke afbeelding, elk object, elke theorie, elke gedachtegang - maak het zo abstract als u wilt - is een compilatie van voorafgaande ervaringen, van de allerstomste misvatting tot de geniaalste inval, die in belang niet voor elkaar onderdoen. Ook zonder de traumatische ervaringen van de bombardementen zou Theo beschikken over een psychologisch landschap vol herinneringen, indrukken, feiten - en ook hoop en optimisme, misschien ook teleurstelling en frustratie. Al die dingen komen samengebald terug in zijn schilderijen, en zijn gevoelsmatig van een persoonlijke lading voorzien, die soms uitlegbaar is, maar lang niet altijd. Op mijn zoektocht naar een coherent verhaal voor deze catalogus stuitte ik op een wetenschapper, die een bacterie bereid heeft gevonden zich te laten inmetselen, zodat die, als er scheuren in het beton komen, middels een via het binnensijpelende water op gang komend proces, die scheuren kan repareren. Even een vraag tussendoor: typeert men niet-zuiver wetenschappelijk onderzoek al als maatschappelijk relevant? Dat zou namelijk de nogal grimmige discussie over het universitaire rendementsdenken wat kunnen nuanceren. Ik moet toegeven, ik ben dol op zuiver wetenschappelijk onderzoek. Juist in die context lijkt wetenschap nog het meest te drijven op de veronderstelde noodzakelijke creatieve vrijheid zoals we die kennen van de vrije kunsten, hoewel die zich nu juist in alle bochten wringen om te voldoen aan het odium van maatschappelijke relevantie. Geen kritiek van mijn kant, maar detecteer ik hier iets van onbegrepen zelfkwelling? Maar ik dwaal af. U kunt er vergif op innemen dat hele volksstammen bacteriën al millenia eerder in de gaten kregen dat het in de krochten van allerlei gesteenten goed toeven was. Het kan haast niet anders dan dat die bacteriën ook de baksteen hebben ontdekt. Wat betekent dat oude bakstenen een schat aan gegevens bevatten, die wacht op wetenschappelijke exploratie. Maar mijn fantasie (en weldra zal blijken de werkelijkheid) gaat verder. Voor zover mijn kennis toereikend is meen ik te kunnen stellen dat de celhuishouding in bacteriën weinig afwijkt van die in de mens. Het gaat dus om reacties van eiwitten en een samenhang met electrische ladingen. Ik wacht met spanning op de ontdekking van interactiviteit in bacteriekolonies, die niet alleen de biologische computer dichterbij brengen, waarvan het vermogen dat van de huidige verre overtreft, maar bovendien in staat blijken te zijn tot onbekende varianten van denkprocessen. Een voorproefje vindt u in het feit dat een gram DNA een digitale geheugencapaciteit heeft van vele terabytes. Maar het zou veel intrigerender zijn als blijkt dat die interactiviteit iets weg heeft van wat de menselijke hersenen doen, ongeacht of dat nou sneller of langzamer is, maar dat die activiteit zich bij wijze van spreken over een heel voetbalveld kan uitstrekken (of over een hele stad) zolang de bomen maar dicht genoeg bij elkaar staan, opdat de wortels, in symbiotische samenwerking met schimmels, gisten en bacteriën, een stedelijk georkestreerde denkkracht vormen. Voor de sceptici onder u wat feiten op een rijtje. De bacteriën, die scheuren in beton uit zichzelf repareren, nadat hun aan de mortel toegevoegde sporen door binnensijpelend water tot leven zijn gekomen, bestaan echt. De experimentele fase is al afgesloten. Zie: www.newscientist.nl Onderzoekers hebben geconstateerd dat bomen onderling communiceren via hun wortels. Zie: www.nrc.nl DNA als medium van gegevensopslag is al jaren bekend. De aansturing en de toepassing bevindt zich nog in het experimentele stadium, maar er is sprake van vooruitgang. Zie: www.scientias.nl Theo Voorzaat zal de eerste kunstenaar niet zijn die puur gevoelsmatig de juiste snaar raakt. Hoe kon hij beseffen dat de stenen die hij schildert, vermoedelijk boordevol informatie zitten? Frappant dat de voorkeur van Voorzaat uitgaat naar ruďnes. In het licht van het bovenstaande verstoren nieuwe stenen de in vele eeuwen opgebouwde biochemische en sociaalbacteriologische processen. Vervanging door nieuwe stenen is dus niet aan te bevelen. En, om in stijl te blijven, restaureren met oude stenen levert dan een gebouw vol wartaal op. Een ander mooi voorbeeld trof ik onlangs aan in een artikel over wat men wel omschrijft als thanatoerisme, in actueel idioom ook wel dark tourism (NRC weekend 1-2 augustus 2015, "Cool: kerkers en knekels kijken" door Warna Oosterbaan). Daarin wordt een cohort van elkaar tegensprekende deskundigen opgevoerd, waarvan er twee, Lennon en Foley, bondig de strekking van het werk van Voorzaat verwoorden. Zij stellen dat in veel plekken de twijfel en bezorgdheid van de moderne tijd resoneert, en dat die gevoelens samenhangen met de ambivalentie van de moderniteit: "terwijl die [de moderniteit] de overwinning van de rede en de vooruitgang in het vooruitzicht stelde, is gebleken dat planning en technologische vooruitgang ook kunnen falen en voor verkeerde doelen kunnen worden gebruikt." In dit verband citeer ik graag directeur Philip Stone van het Institute for Dark Tourism Research, die oproept toch vooral niet te moeilijk te doen over het fenomeen, en liever uit te zoeken in welke mate het bijdraagt aan de zingeving van het leven. En dat doet in feite Theo Voorzaat puur gevoelsmatig al zijn hele leven lang. Met dien verstande dat Voorzaat elk vertoon van sensatie uit de weg gaat, zich eerder verbaasd toont over wat er allemaal is gebeurd, en van daaruit als ongewilde visionair voorziet hoe het mogelijkerwijs zal aflopen. Maar toch, een profeet wil Theo Voorzaat niet zijn. Op ruďnes is hij dol, maar de bol, en die andere grauwe vormen, en ook de menselijke actie die hier en daar is te bespeuren, reflecteren wel degelijk unheimische hedendaagse gevoelens. Daartegen werpt Voorzaat zijn fabelachtige belichtingen in de strijd, waardoor de werkelijkheid, of wat daarvan over is, omslaat in iets dat wat van theater weg heeft, waardoor de boodschap, als die er dan toch onverhoeds is ingeslopen, des te beter overkomt. Achterhaald, werd er laatst geroepen. Maar wil iemand hun vertellen dat het liefkozend penseel van Voorzaat juist de vergankelijkheid verheft tot verlengde eeuwigheid? Dat de heftigheid van decennia van ideologisch verlangen pas kan sublimeren als het verval de clou tot theater verheft? Theater, dat zich alsnog nestelt tussen de veranderende idealen, die steeds van voren af aan hun invulling zoeken, die in de schilderijen van Voorzaat net op tijd vereeuwigd worden. The brick is dead... Long live the brick For many decades Theo Voorzaat has been transposing us to a wondrous world made up of brick and dilapidated structures. In my attempts to decipher Theo’s motives I have often found myself wondering whether he sees himself as a prophet, which all in all I don’t think he does. What usually also crosses my mind in my reflections is that as a child he lived through the Blitz in Rotterdam, as the kind of experience that the psychologist in us is bound to assume should mark a person for life and trigger all kinds of coping mechanisms. As true as some of this doubtless is, it does tend to downgrade all other thinking processes and associations. Every depiction, every object, every theory, every train of thought – make it as abstract as you will – is a compilation of previous experiences, from the dimmest misconception to the brightest flash of inspiration, every single one of which in terms of relevance is as valuable as any of the others. Theo’s psychological landscape would still be brimming with memories, impressions, facts, hope, optimism and possibly also disenchantment and frustration had he not been traumatised by the Blitz. It is all these things packed tightly together that his paintings reflect, tinged with an intuitive personal charge, explicable on occasion albeit not nearly always. As I was searching for a coherent storyline for this catalogue, I chanced upon an article about a scientist who has found a particular “concrete-healing” bacterium that is willing to have itself immured in order for it to start mending any cracks that may inadvertently form by virtue of a process that is triggered by the then water-logged concrete itself. In-between question of minor importance: how far along are we on the road to having less-than-purely scientific research accepted as being socially relevant? The reason I’m asking is that this could perhaps take the sting out of the rather harsh discussion about performance thinking that is currently raging in academic circles. I must confess to being a “purely scientific research” junkie, as it is in this context, or so I’m convinced, that science bears the closest resemblance to the supposedly quintessential creative freedom of the liberal arts (never mind that the liberal arts for their part will go out of their way to conform to the “social relevance” opprobrium). It’s not that I’m necessarily being critical – it’s just that it smacks of unidentified self-torment to me. But I digress. You can bet your bottom dollar that hordes of bacteria figured out many thousands of years ago how comfortable bacterial life was within the nooks and crannies of stony substrates. Surely those same bacteria also discovered brick as a most accommodating material. Which can only mean that aged brick must be brimming with data waiting to be scientifically probed. But my imagination – and, as we will soon see, reality – does not stop here. In so far as I have adequate knowledge, I feel justified in contending that the cellular processes in bacteria are not that different from those in human beings, consisting as they have to of protein reactions and an interchange of electrical charges. I am eagerly anticipating the discovery of interactivity within bacterial colonies bringing us one step closer to the biological computer, whose capacity will not only be many times that of the current one but which will prove capable of unknown thinking process variations. A foretaste could be the fact that a single gram of DNA has been established as having a digital memory capacity of many terabytes. A much more intriguing milestone, however, will be when it is established that this very interactivity resembles the operation of the human brain, be it at a greater or smaller pace: with the activity in question covering, say, an entire football pitch or city as long as the trees are sufficiently closely together in order for their roots in tandem symbiotically with moulds, yeasts and bacteria to form a brainpower that is orchestrated at urban level. Let’s provide the sceptics among you with some more factual information: Bacteria actually exist that will spontaneously start mending imperfections in set concrete as soon as the ingress of water has “woken up” the bacterial spores that were added when the concrete was first poured. The experimental phase has already been concluded. See www.citg.tudelft.nl Researchers have established that trees do indeed communicate with one another using their roots. See www.bbc.com It has long been known that DNA is a data storage medium. Although the control and application are still at an experimental stage, progress is being made. See www.technologyreview.com Like so many of his peers, Theo Voorzaat intuitively strikes the right chord. How could he know that the bricks he paints may well contain a wealth of information? There is his remarkable preference for ruins over other, unflawed structures. In light of the above it cannot be denied that newly manufactured bricks will have a disruptive effect on the biochemical and socio-bacteriological processes having accrued over many centuries. This would be an argument against replacing old bricks with new ones. By the same token restoring a dilapidated structure using old bricks cannot but produce a building full of doublespeak (or worse). Warna Oosterbaan’s article about “thana tourism” or “dark tourism” headlined “Cool: Feasting one’s eyes on dungeons and skeletal remains”, which appeared in the NRC Weekend edition of 1 and 2 August 2015, has provided me with a further textbook example. The article quotes a veritable slew of experts two of whom, Lennon and Foley, succinctly articulate the purport of Voorzaat’s work by arguing that modern-day indecision and anxiety resonate in many places and that these feelings are associated with the ambivalence of modernity, “now that it has transpired that planning and technological progress too can miscarry and be abused in pursuit of inappropriate purposes even though it was modernity according to which reason and progress could not but triumph”. I think it’s quite appropriate in this context to quote Philip Stone, the director of the Institute for Dark Tourism Research, who urges us not to lose ourselves in fretting about the phenomenon per se where it would make much more sense to figure out to what extent it contributes to making life meaningful. Which in essence is what Theo Voorzaat has intuitively been doing his entire life, with the proviso that he has always painstakingly avoided the sensational in favour of allowing himself to be taken by surprise by past developments, from which point onwards as a possibly reluctant visionary he deliberates on where future developments may end up taking us. Theo Voorzaat certainly has no prophesying ambition. Fond as he may be of ruins, his orb and the other murky shapes as well as the occasional human action in his paintings most definitely reflect uncomfortable contemporary feelings, which Voorzaat combats using his unprecedented mastery of light, thus changing reality – or what’s left of it – to something quasi-theatrical and ensuring that the message – where one has inadvertently crept in – comes across all the more clearly. Outdated, was a comment I picked up the other day. Can someone, anyone, please explain to these faultfinders that what Voorzaat’s caressing paint brush in fact does is raise the ephemeral to the level of extended eternity? That the fierceness of decades of ideological yearning cannot sublimate until deterioration has conferred a theatrical aspect upon the crux of the matter? Theatricality, which belatedly settles in amongst the changing ideals that keep starting over in their quest for completion and which in Voorzaat’s paintings are immortalised in the nick of time. |