Bericht aan Debatmeester III |
Help, Debatmeester, help. Ik ben uitgenodigd voor het debat, omdat ik in een
vlaag van verstandsverbijstering de verplaatsingsvariant als stelling heb
ingezonden. Help, ik betrapte mijzelf erop dat ik onderdelen van mijn
rigoreuze alternatieven ging verdedigen. Help, het moet de ijdelheid zijn,
die eeuwige valstrik. Wat heb ik gelachen om mijn hersenspinsels, wat een
prematuur leedvermaak borrelde in mij op. Hoe zotter het verzet, bedenk ik
nu, hoe makkelijker de overwinning voor de barbaren.Wat mij nog rest is een
beroep op het historisch perspectief. Kijkt u mee over mijn digitale schouder.
Hoe ouder een markant gebouw, hoe meer het authentieke eraan wordt gewaardeerd. In de loop van dat proces is er kennelijk altijd een periode waarin men probeert de oorspronkelijke staat te veranderen. Ten aanzien van het Rijksmuseum verkeren we nu in een periode dat er mensen zijn die het best zouden willen vervangen. De argeloze burger acht dat zo onwaarschijnlijk, dat hij geen rekening houdt met deze optie. De slopers zijn ook reëel en beseffen op hun beurt dat het hoogst haalbare slechts een gedeeltelijke vervanging is, en met wat inschrijf- en inspraakronden moet dat toch afdoende te camoufleren zijn. De functie van de bizarre verplaatsingsoptie is die van het wakker schudden, als om aan te geven dat het nog erger kan: afbreken of verminken. Het nu volgende heeft voornamelijk therapeutische waarde. Zelfs als men elke verandering verwerpt, dan kan het toch geen kwaad eens te bezien wat de twee meest markante bouwwerken van Cuypers met Amsterdam hebben gedaan: het Centraal Station heeft de binnenstad voor eeuwig (onder voorbehoud) van het IJ afgesloten, en daarmee Noord de status van tweederangs stad gegeven, en het Rijksmuseum lijkt alles in het achterland tot buitenwijk te degraderen, en staat hardnekkig een doelmatige afwikkeling van het verkeer in de weg. Een dergelijke prestatie rechtvaardigt evenveel respect voor de bedenker, als het moed vergt om de mogelijke tekortkomingen in Cuypers visie (wat heet, is het opzet, of had hij na een voorgeschiedenis van 500 jaar stadsuitbreidingen het idee dat het nu wel genoeg was) onder ogen te zien, en dan vervolgens nog meer daadkracht om die aan te passen of te veranderen. Ziet u nu hoe moeilijk het is om een consistent standpunt te formuleren? Maar gelukkig, mijn vrouw redde mij weer. Nadat ik was uitgeraasd keek zij mij vriendelijk spottend aan en stelde voor om het Rijksmuseum gewoon te laten staan, er aan de achterkant vleugels, richting wei, aan te breien in de stijl van Cuypers, onder voorwaarde dat die koek- en zopies in de vorm van een herenmode-embleem worden gesloopt, en tenslotte de hoofdingang naar de achterzijde te verplaatsen. Dan kan zelfs die puist van het Van Gogh museum blijven staan, bij wijze van compromis naar de nieuwlichters toe.. |