BACK to 47 JAAR     BACK

Weekly Residuum 436 - januari 2016 A
© tekst Koen Nieuwendijk


foto © 2016 Apollo

Deze manier van exposeren is in 1968 (inderdaad, ook 47 jaar geleden) bedacht door architecte Lina Bo Bardi in het Museu de Arte de São Paulo, daarna in de vergetelheid geraakt, maar in december 2015 in ere hersteld. (bron: Apollo Magazine )

Ruimte, wat een scala aan betekenissen herbergt dat woord. Niet stoffelijk van aard, met of zonder begrenzing, toch waarneembaar aanwezig, maar ook abstract, in de geest, in de verbeelding. Zou er verschil zijn tussen ruimte in je hoofd en fysieke ruimte? Bijvoorbeeld in die zin dat iets fysieks pas zeggingskracht krijgt als het in gedachten bestaat? Dus pas als de mens het erover heeft kan het heelal zich op zin beroepen?
In ruimte ligt beperking besloten, en tegelijk oneindigheid. De blik is medebepalend, kijkend in één richting heet het diepte. Dat alleen al is een bijkans hallucinerende ervaring.
Maar nou even praktisch. We gebruiken voortdurend stukjes van ruimte, maken er zelfstandige entiteiten van, kennen er waarden aan toe, raken verstrikt in processen als toepassen, gebruiken, bezitten, mooi maken, en soms is daar onverwacht toch weer die oneindigheid. Dat gevoel kreeg ik toen ik deze foto zag.


Dames en Heren,

Welkom op deze heugelijke dag, zoals overigens, gemeten naar de mogelijkheden van de menselijke maat, iedere dag tot een heugelijke, of in ieder geval memorabele gemaakt kan worden. Maar waar bleef u nou? Ik heb hier een maand lang elke dag om vier uur klaargestaan om u toe te spreken. Er stond toch 19 november? Maar voordat u het roept "ja inderdaad", wil ik u zeggen dat het toch anders ligt. Zou het een knullige poging zijn mijnerzijds om de tijd terug te draaien? Ik had me nog leuk kunnen vergissen met de galerie 74 jaar jong en ik aan de haal met 47. Dus is er toch ijdelheid in het spel?

Misschien wel. Ik heb namelijk bedacht om in het kader van deze mijlpaal de wereld iets mee te geven. Ziet u hem al gloren, de ijdelheid? Ik werd namelijk geïnspireerd door onder andere Steve Jobs en Mark Zuckerberg, die hun miljarden zomaar willen weggeven, waarbij ik overigens als nuchtere burger denk, daar heb ik via die gammele software aan meebetaald, en waarbij ik ook bedenk dat er van weggeven geen sprake is, maar meer van het kopen van erkenning. Nee, dan ik, ik doe het echt voor niks, in die zin, het ook de vraag is of u er iets aan hebt. U ziet, ik doe er alles aan om die ijdelheid te camoufleren.

In een filosofische bui vroeg ik mij namelijk af of de uitdrukking “de kleren van de keizer” in feite niet juist refereert aan het verbeeldingsvermogen van de mens, al gaat het in het bewuste sprookje om een sociaal manco. Want is het, los daarvan, juist niet een typisch staaltje van verbeeldingskracht dat men zich beelden voor kan stellen van zaken, die niet fysiek aanwezig zijn, van situaties, die niet echt gebeuren?

Helaas wordt deze uitdrukking veel gebruikt om onbegrip over andere vormen van kunst mee te ventileren. En ik probeer hem op mijn beurt nu te gebruiken om een brug te slaan tussen het gewenste en het onbegrepene, door het realisme als stijl te relativeren, meer als gereedschap dan als stroming te duiden, en zo grimmige stellingnamen hun scherpe kantjes te ontnemen. Ik heb daarvoor meen ik een vrij rigorues en elke zweem van ijdelheid doorkruisende bijdrage vanuit de galeriewereld bedacht, door mijn collega's op te roepen om het sprookje van Andersen nieuw leven in te blazen, door openingstoespraken voortaan naakt uit te spreken.

En dan maar hopen dat die verbeeldingskracht ook dan werkt, en ook hoop ik dat u mij toestaat niet meteen de daad bij het woord te voegen, in de veronderstelling dat uw verbeelding alle kanten op kan gaan en het u dus weinig moeite zal kosten u voor te stellen dat ik hier naakt sta te oreren.

Met dank aan de veteranen, op de brochure bent u deze quote al een paar keer tegengekomen. In de eerste plaats bedoel ik daarmee natuurlijk de zeven kunstenaars, die al meer dan dan 33 jaar aan de galerie zijn verbonden. De zeven kunstenaars, waarvan u hier een of een paar stokoude werken ziet, geflankeerd door recent werk. Een galerie zonder kunstenaars is ondenkbaar. Dit simpele feit is eigenlijk al voldoende om ijdelheid in de kiem te smoren. Met dank aan de veteranen

Maar ook onder de bezoekers zijn vele veteranen, ik kan de mantra in iets gewijzigde vorm herhalen: een galerie zonder trouwe klanten en liefhebbers is ondenkbaar. Met dank dus ook aan allen die al decennia naar de galerie komen. Ontelbaar veel loftuitingen heb ik namens de kunstenaars in ontvangst mogen nemen. Een ervan is mij in het bijzonder bijgebleven. Een bezoeker stapte gedecideerd naarbinnen, en liep rechtreeks naar een paar schilderijen toe, bleef daar enkele minuten staan, haalde diep adem en zei toen, op weg naar de deur, "even wat troost voor de ogen halen, even wat balsem voor de ziel". Ik hoop u nog vele jaren met een dergelijke beleving weer de wijde wereld in te kunnen sturen.

Wat me brengt op een huishoudelijke mededeling. Van een paar kanten hoorde ik de veronderstelling dat ik ermee zou stoppen. Ik neem op voorhand aan dat het ligt aan mijn wat complexe taalgebruik, dus daarom wil ik deze toespraak bij wijze van uitzondering met een paar eenvoudige zinnen besluiten. Ik ga, net als mijn kunstenaars, nog vele jaren door, u bent nog niet van ons af.

Koen Nieuwendijk.

(Openingstoespraak 19 december 2015)








BACK